De Luister-en-Vertel-Tournee

2.10.06

Een droom in Amritsar

Amritsar, zondag 1 oktober 2006,
de 1ste dag van De Luister-en-Vertel-Tournee in de Punjab

In het kleine kamertje in Tourist Guesthouse knippert hij eens met zijn ogen. Half al wakker half nog in slaap realiseert de reiziger met de hoed zich dat hij niet meer in Dharamsala is. Vanmiddag is hij na een reis met twee bussen van acht uur rond het middaguur in Amritsar aangekomen.

Al bij aankomst op het busstation in deze stad realiseerde hij zich weer hoe het is om in India te zijn. Na vier weken in de bergen, eerst in Kashmir, daarna in Ladakh en vorige week in Dharamsala, was hij bijna vergeten hoe heet, stoffig, smerig en vooral hectisch de steden van India zijn. Te voet onderweg van het busstation naar het Tourist Guesthouse wordt hem dat nog duidelijker.

Al na 200 meter gutst het zweet hem vanonder de hoed vandaan over zijn voorhoofd. Een lichte bries blaast het fijne zand in zijn natte gezicht. Terwijl zijn rugzak hem aan de rug plakt omzeilt hij de hoopjes afval links en rechts op straat. En meer dan dat ervaart hij weer de drukte van het verkeer. Het getoeter, geklingel en gerace van de trucks, bussen, auto's, rickshaws en fietsers. Schijnbaar ongeordend stuift het massaal op hem af, rakelings langs hem heen of vlak voor hem langs.

Na een wandeling van een half uur heeft hij het guesthouse gevonden. Hij informeert of er nog kamers vrij zijn. Dat is zo. Hoeveel het kost? 250 roepie voor een kamer met private bathroom, 150 roepie zonder. "Can I see the 150?". Hij loopt achter de hotelhouder naar de kleine kamer en inspecteert de gezamenlijke badkamer. "Hot water?". "No, only cold. No need for hot water in this heat". De man heeft een punt. "Okay, I'll take it".

De reiziger met de hoed zet zijn rugzak op de stoel en loopt terug naar het kantoortje om zich in het gastenboek te laten inschrijven. Als dit gedaan is gaat hij aan een van de tafeltjes in de kleine eetzaal zitten. Hij leest en schrijft wat. Na een uurtje merkt hij hoe vroeg het vanmorgen was. Het wakkerworden en opstaan om half vier begint hem op te breken. Een middagdutje kan geen kwaad.

* * * * *

In het kleine kamertje in Tourist Guesthouse knippert hij eens met zijn ogen. Half al wakker half nog in slaap realiseert de reiziger met de hoed zich dat hij niet meer in Dharamsala is. In deze sluimerende toestand tussen fantasie en werkelijkheid herinnert hij zich zijn droom van toenet. Dezelfde droom die hij een paar dagen geleden ook al droomde.

Hij loopt door de smalle straatjes van Mcleod Ganj, het deel van Dharamsala waar de meeste reizigers naar toe gaan. Westerse toeristen, boedhistische monnikken, Tibetaanse vluchtelingen en andere avonturiers. Het deel ook van Dharamsala waar de Dalai Lama woont. Dat verklaart misschien die toeristen, monnikken en vluchtelingen.

Getrokken door de overvloedig aanwezige rijkdom en bijbehorende behoefte gul te zijn zijn talloze bedelaars nadrukkelijk aanwezig. Sommigen zijn op een of andere manier duidelijk zichtbaar gehandicapt. Hun handen hebben geen vingers, of hun benen geen voeten. Hoe dat zo gekomen is, dat weet de dromer van de hoed niet, maar het past in de verhalen van Tibetaanse vluchtelingen, die na hun vlucht over de hoge Himalaya-passen als gevolg van bevriezingsverschijnselen ledematen of delen ervan moesten laten amputeren.

Sommige bedelaars echter mankeert zo op het oog niets. Behalve dan een indrukwekkend verband op arm of been, of een ongelukkig voortbewegen op krukken. De westerling met de hoed kan niet helpen te denken dat het niet echt is. Zielig doen kan besmettelijk zijn.

Hij passeert de oude Tibetaanse vrouw met vingerloze handen, die op haar vaste plaats langs de kant van de weg zit. Naast haar zit een man, zo te zien ook kreupel. En aan haar andere kant staat een man, die eruit ziet als een saddhu. Gekleed in fel oranje gewaad, lang haar en lange baard, wel gewassen maar niet gekamd, blote voeten. Alle drie smeken om een aalmoes. Alledrie weigert hij: zijn linkerbroekzak is leeg. Wel groet hij hen vriendelijk; "namaste" en een korte tik tegen de rand van zijn hoed.

Een paar stappen verder bedenkt hij zich. Hij draait zich om en loopt terug naar de drie smekelingen. Hij gaat naast de oude vrouw zitten en vraagt in vloeiend Hindi hoeveel ze al bijelkaar heeft gebedeld. Ze wil het eerst niet zeggen; zegt dat niet te weten. Hij gelooft dat niet; vrijwel iedere ondernemer weet donders goed hoeveel hij verdient, en hij ziet bedelen als een vorm van ondernemen. Een zielige vorm van ondernemen, dat wel, maar evenzogoed een onderneming. Dus blijft hij aandringen, nu in vloeiend Tibetaans. 45 roepie, zegt de vrouw. Mooi, hij geeft haar een briefje van 50, pakt haar ijzeren bedelbeker en zet het voor zich neer.

De kreupele man blijkt maar liefst 80 roepie bijelkaar gesprokkeld te hebben. Ook mooi, een briefje van 100 verwisselt van eigenaar en diens bedelbeker vol met roepiemunten komt ook voor de westerling met de hoed te staan. De saddhu is de grootverdiener van de drie. Zijn bedelnap bevat wel tweehonderd rinkelende roepiemunten.

Met 400 roepie aan beginkapitaal begint de gezonde en rijke westerling aan zijn eigen onderneming. Iedere voorbijganger smeekt hij een roepiemunt van hem aan te nemen. "Please Sir, will you accept this rupee?".

In het begin kijken de meeste voorbijgangers raar op van deze omgekeerde smeekbede. Maar na verloop van tijd krijgt de omgekeerde bedelaar de smaak van weggeven te pakken. Steeds vaker lukt het hem een argeloze toerist of monnik ervan te overtuigen de roepiemunt op zijn uitgestoken hand te accepteren. Steeds vaker lukt het hem een voorbijganger een roepie aan te smeren.

"Waarom doe je dit eigenlijk?", vraagt de Israelische uit Tel Aviv, die ook langsloopt. "En wat moet ik met een 1 roepie?".
"Je kunt die ene roepie natuurlijk gebruiken om iets mee te betalen. Dan heb je er wel meer dan 1 nodig. Je schoenen laten poetsen kost al gauw 5 roepie. En als je maar vaak genoeg langsloopt, heb je na een tijdje genoeg om er een soevenir voor te kopen om mee naar huis te nemen. Je kunt die ene roepie ook op jouw beurt aan een bedelaar geven. In al die gevallen is deze ene roepie precies 1 roepie waard.

Je kunt deze ene roepie ook bewaren en mee naar huis nemen. In Israel is deze roepie in het geldverkeer helemaal niets waard. Ik denk niet dat je de moeite zult nemen hem bij een bank in te ruilen voor een shekel, als dat al kan. En misschien, heel misschien kom je op een dag die ene roepie weer tegen, en herinnert het je aan die omgekeerde bedelaar in Dharamsala. Wie weet helpt het je eens omgekeerd tegen de dingen aan te kijken. Wie weet helpt het je dan, en blijkt het veel meer waard te zijn dan 1 roepie."

Zijn toestand wordt van halfslapend naar helemaal wakker. Zijn droom is vervlogen. Alleen de essentie blijft hem bij: omgekeerd bedelen. Hij neemt zich voor daar eens in alle rust tijd voor te nemen. En misschien, heel misschien gaat hij het wel doen. In New York of zo. Levert vast wel interessante reacties op.


3 brutale vragen:

1.
Soms zijn dromen niets anders dan de gefantaseerde versie van de werkelijkheid. In dromen kan wat in werkelijkheid niet kan. Of lijkt dat maar zo? Kan in werkelijkheid ook wat in dromen kan?

2.
Misschien vindt u het verhaal van de omgekeerd-bedelende ondernemer met de hoed wel de moeite waard om het te delen. Als dat zo is, stuur of vertel het door. Erover dromen mag natuurlijk ook.

3.
Misschien, heel misschien vond u deze droom van de bedelaar met de hoed wel een euro waard. Als dat zo is, doneer het dan aan rekeningnummer 1689.67.456 t.n.v. Stichting Luister-en-Vertel-Tournee te Oisterwijk. Maar alleen als u het een euro waard vond, anders niet. Want waarom zou je een bedelende dromer, die in werkelijkheid een gezonde en rijke tourist is, een roepie geven?


Groet, ton.