De Luister-en-Vertel-Tournee

21.1.07

Niemand schrijft een brief in Memphis

Maandag 17 oktober 2005, dag 36 van De Luister-en-Vertel-Tournee in Amerika

Memphis, Tennessee

De late middagzon spreidt een oranje-gele gloed over de stad van Elvis, the king. Een dode koning die nog leeft. De stad van B.B. King, de nog levende blues-legende. De stad ook van de moord op Martin Luther King. Die leeft niet meer, maar zijn woorden nog wel. Zijn droom ook.

Het is herfst, maar daar merkt hij niet veel van. De temperatuur voelt zomers aan, de bomen hebben nog al hun blad, en er liggen geen kastanjes, hazelnoten of eikels op de grond. Hoe zou de herfst in Memphis er eigenlijk uitzien?

De man met de hoed loopt over Cooper Street terug naar zijn logeeradres, de First Congregational Church. Voor het laatst. Over twee uur komt Dorothy hem ophalen om hem naar het station te brengen. Om tien uur vanavond vertrekt zijn trein naar Chicago.

Content is hij. Het bezoek aan Memphis, de directe aanleiding om naar Amerika te gaan, voelt als geslaagd. Een volle week in deze stad aan de Mississippi en twee boeiende dagen tijdens de Gandhian Conference over Nonviolence hebben hem weer een beetje van zijn vooringenomenheid, zijn negatieve vooringenomenheid, over Amerika en de Amerikanen afgeholpen. Amerikaanse mensen verschillen niet zo heel erg veel van Australiers, Indiers of Arabieren. Of van Nederlanders. Oke, misschien leven zij in een ander economisch, sociaal en politiek systeem, maar dat zijn niet meer dan nuanceverschillen.

Vanmorgen ook heeft hij eindelijk die brief opgestuurd. Een brief aan een dode man. Daar liep de hoed eigenlijk al een paar maanden mee. Maar steeds weer was hij niet tevreden over de woorden. En steeds weer bekroop hem de twijfel; wie ben ik om te mogen zeggen wat ik zeg? Wie ben ik om te vinden wat ik vind? Wie ben ik om een ander lastig te vallen met wat ik vind? Maar afgelopen zaterdag had hij dan toch die brief afgemaakt en in tienvoud uitgeprint. Vanmorgen op het postkantoor alle tien op de post gedaan. Een brief aan een Nederlandse kunstenaar, die zo dom was vermoord te worden. Die ondanks zijn intelligentie niet slim genoeg was om in te zien dat de manier waarop hij zei wat hij te zeggen had juist averechts werkt. Een mooi voorbeeld hoe misbruik van de vrijheid van meningsuiting een gevaar oplevert voor diezelfde vrijheid om te mogen zeggen wat je te zeggen hebt.


* * * * * * * * *

Aan: Theo van Gogh

Memphis, Tennessee, 15 oktober 2005

Geachte heer Van Gogh, beste Theo,

Ik zal maar meteen zeggen wat ik u te vertellen heb. U bent een eikel.

Voorjaar 2004 hoorde ik op Radio 1 een boeiend gesprek tussen u en Thijs van den Brink. Ik besloot u een brief te schrijven. Door allerlei redenen kwam ik er niet toe die brief af te maken. U kent dat wel; door luiheid en gemakzucht stellen we vaak uit wat eigenlijk meteen gedaan moet worden. In november was u zo dom vermoord te worden. Nog voor mijn brief af was. Daarom bent u een eikel.

Afgezien van wat sporadische momenten had ik eigenlijk nog nooit iets van u gehoord. Dat platte en botte gescheld had me niet verleid me in uw ideeën te verdiepen. In mijn eigen vooringenomenheid plaatste ik het in de heersende tijdsgeest, waarin ijdelheid en profileringsdrang velen van ons ertoe drijft op overdreven wijze te vertellen wat we te vertellen hebben. Bizar en clownesk, amusant soms, maar niet serieus te nemen. In het gesprek op Radio 1 verdedigde u vol vuur en enthousiasme het recht te schelden en beledigen. Vrije meningsuiting noemde u het.

“Ik scheld op wie ik schelden wil”, hoorde ik u zeggen, of woorden van gelijke strekking. "Maar ik doe niet flauw. Iedereen mag terug schelden.”. U vond ook dat u zich niet hoefde te beperken. Integendeel; “Ik vind dat ik alles mag zeggen wat ik maar zeggen wil”.
“Ook als u daarmee andere mensen beledigt?”, vroeg Thijs van den Brink.
“Ik vind dat ik mag beledigen wie ik beledigen wil.”.
“Ook als het alleen maar om het beledigen gaat?”, probeerde Thijs nog.
“Daar moeten ze maar tegen kunnen. En wie mij terug wil beledigen, dat mag. Daar doe ik niet flauw over.”, verduidelijkte u uw standpunt.
“Is er dan geen grens?’, wilde Thijs weten.
“Ja. Geweld is uit den boze.”.
Of woorden van gelijke strekking.

Dat klinkt heel nobel en ridderlijk. Maar schijn bedriegt. Uit het interview bleek me dat u over een geweldig verbaal talent beschikte. Uw woord was uw kracht. U gebruikte het als een zwaard om anderen mee te treffen. Welbewust en welgemikt. Hoe scherper, hoe beter. Hoe vileiner, hoe dodelijker. Niet ieder mens heeft datzelfde vermogen. Meer mensen niet dan wel. Andere mensen hebben weer andere vermogens. Andere zwaarden. Als u uzelf geen beperkingen wenst op te leggen in het gebruik van uw zwaard, waarom zouden andere mensen dat dan wel doen met hun zwaard? Zelfs als dat zwaard gewelddadiger is dan woorden. Hoe verwerpelijk ook. Uw geveinsde gelijkheid van schelden en beledigen is slechts schijn. Door die schijn op te houden bent u niet eerlijk. En bent u dus een eikel.

‘Eikel’ is een scheldwoord. Dat moet u toch aanspreken. Nu is het een gematigd scheldwoord. Er schuilt net iets meer vilein in dan in ‘sukkel’, en heeft nog niet het kwaadaardige van ‘etter’. Schelden is soms gewelddadiger dan geweld.

Waarom ik u alsnog deze brief schrijf? “Ik ben toch dood?”, hoor ik u al roepen. Dat is een misvatting. Het moge dan zo zijn dat u lichamelijk niet meer op deze wereld rondfietst. En dat is jammer. Het laat onverlet dat u in andere opzichten nog alom aanwezig bent. In de vorm van uw verbeeldingen en geschriften. En wie een beetje de verschillende media volgt komt al gauw tot de conclusie: U bent niet dood, U leeft.

Over de doden niets dan goeds. Na uw heengaan begreep ik dat u ook een andere kant bezat. Dat had ik natuurlijk zelf ook wel kunnen bedenken. Immers ieder verhaal heeft tenminste twee kanten, meestal zelfs veel meer. Dus ook het uwe. Necrologieën maakten duidelijk dat u eigenlijk een zachtaardig en gecompassioneerd mens was. Allerminst gewelddadig.

Het woord ‘eikel’ is niet alleen een scheldwoord, het staat ook ergens voor. Een eikel is de vrucht van een eik. Ieder jaar in de herfst schudt een eik zijn eikels van zich af. De meeste van die eikels worden opgegeten. Door eekhoorns bijvoorbeeld. Sommige van die eikels worden door mensenkinderen verzameld. En een enkele eikel blijft achter in de grond om uit te groeien tot een nieuwe eik. Een klein, onooglijk nootje met de grootte en vorm van een kogel wordt dan een boom. En als die boom maar lang genoeg volhardt in blijven leven, wordt het misschien wel een grote oude eik, symbool van wijsheid.

Wie weet bent u zo’n eikel. Wie weet groeit u uit tot een mooie, oude en wijze eik. Zo bezien bent u niet dood. U leeft.

Binnenkort is het 2 november. De eerste verjaardag van uw dood. Niet bepaald iets om te vieren, maar ongetwijfeld buitelen de media weer over elkaar heen om er een item van te maken. Al was het maar omdat het nog steeds een hot item is. Hoe heet, dat bepalen wij met zijn allen.

Wie ik ben? Wat doet dat ertoe? Wat doet het ertoe hoe ik heet? Zou u deze brief anders lezen als u wist dat mijn naam achmed, ali of aïsha is? Of weer anders als het theo, ton of truus is? Misschien heet ik wel Job Cohen, Joost Eerdmans of Rita Verdonk. Maakt dat wat uit? Laat mij maar Niemand zijn. Of beter nog: niemand.

Vriendelijke groet van misschien wel ook een eikel,

niemand

* * * * * * * * * *

3 brutale vragen

1.
Neems eens 10 seconden de tijd om u in te beelden dat u niemand bent. Wat zou u dan doen om iemand te worden? Of is uw ego net als het mijne te groot om niemand te kunnen zijn?

2.
Misschien kent u wel iemand die het leuk vindt een brief van niemand te lezen. Of misschien kent u wel iemand die ook niet goed weet hoe om te gaan met zijn zwaard. Als dat zo is, stuur hem dan door. Maar alleen als u denkt dat hij het leuk vindt. Anders niet.

3.
Misschien, heel misschien vindt u de brief van niemand in Amerika wel een euro waard. Als dat zo is, maak het over naar rekeningnummer 1689.67.456 t.n.v. Stichting Luister-en-Vertel-Tournee te Oisterwijk. Zo niet, doe het dan niet. Dan geeft u toch gewoon niemand een euro.