De Luister-en-Vertel-Tournee

12.12.07

Een Arabisch verhaal uit Nepal

"Dus jouw verhalen zijn waargebeurd?". Een lichte zweem van ongeloof en scepsis is te lezen op het gezicht van Marleen.
"Ja", antwoordt de verhalenverteller, net gisteren terug uit Sao Paolo.
"Echt waar?". Ook Heidi heeft kennelijk moeite zijn verhalen voor waar aan te nemen. Niet onbegrijpelijk, hoor. Er hangt wel een zeker fantasiegehalte overheen.
"Ja, echt waar"
"Dus jij hebt alles zelf meegemaakt?"
"Ja"

Stilte.

"Nou ja", nuanceert hij zijn eigen stelligheid, "soms vertel ik verhalen die ik van anderen heb gehoord. Dat horen is dan wel echt, en heb ik zelf zo meegemaakt. Maar of het verhaal van die ander ook echt waar is, dat kan ik natuurlijk niet controleren. Ik neem het voor waar aan, en vertel het door"

Weer een korte stilte.

"En als ik een verhaal verzin", klemtoon op als, "dan blijkt uit het verhaal zelf dat het gefantaseerd is. Dan staat er bijvoorbeeld 'in gedachten' bij, of 'in mijn droom', of zoiets. Of het is zo overduidelijk niet waar, dat je wel heel erg naief moet zijn het te geloven. Ik heb ooit een verhaal geschreven over een busreis op de maan in het jaar 5555. Nou ja, dat is natuurlijk niet echt waar."
"Aha. Dus je verzint ook wel eens wat?"
"Tuurlijk. Fantasie is oneindig"

Bravoure en overmoed overwinnen zijn cool. "Wat voor verhaal zou je morgen willen lezen?"
"Een Arabisch verhaal", antwoordt Heidi.
"Een 1001 Nachten verhaal?"
"Ja. Kijk, hij begrijpt het", antwoordt ze de verhalenverteller en zegt ze tegen Marleen.
"En jij? Wat voor verhaal wil jij", vraagt hij die laatste.
"O, ik ben er morgen niet. Morgen is Jolanda er. Maar die vindt een 1001 Nachten verhaal vast wel leuk."

Kijk, en daar zit hij dan. Te peinzen waar een Arabisch verhaal vandaan te halen. Uit zijn fantasie natuurlijk. En uit zijn geheugen. Dat weet hij wel. Maar, waar in die fantasie en waar in dat geheugen dan? In welke hoek van zijn verbeelding, in welk gaatje van zijn herinnering vindt hij een 1001 Nachten verhaal.

In gedachten surft hij over het wereldwijde web van zijn reizen. Een filmstudio in India verschijnt hem voor de geest, anderhalf jaar geleden. In de grote hal heeft hij samen met een stuk of tien anderen de hele dag gefigureerd in een promo voor een dagelijks televisieprogramma over het WK Voetbal in Duitsland. Nadat de opnames waren afgelopen hoorden de amateur-acteurs vanaf een filmset verderop in de studio oosterse muziek klinken. Nieuwsgierig geworden gingen ze kijken.

Op de set was een Arabische tent van binnen nagebouwd. Op twee comfortabele sofa's lagen twee als sheik verklede mannen. Indiers om te zien, voor de gelegenheid Arabieren. Ze lagen te genieten van de heerlijkste spijzen en dranken. En vooral lagen ze te genieten van de aanblik van een buikdanseres. Een Russische om te zien, voor de gelegenheid een Arabische schone. Knap hoe zij ingetogen en toch uitdagend de mannen bekoort. Subtiele, maar duidelijk sensuele, ja zelfs wellustige bewegingen. Nep natuurlijk. Uiteindelijk is het allemaal maar gespeeld. Geacteerd voor de film. In dit geval voor een commercial. Maar nep of niet, aantrekkelijk om te zien is het wel.

Een ander beeld, op een andere manier aantrekkelijk, verschijnt in zijn hoofd. Hij is op het station van Qamishli, in Syrie op de grens met Turkije, niet ver van de Iraakse grens. Hij zit te wachten op de trein naar Damascus. Dat duurt nog een paar uur. De tussentijd doodt hij met lezen, schrijven en naar de films kijken op het grote scherm hoog aan de muur in de hal van het station. Een Amerikaanse komische western met Billy Cristal, en een klasieker van jaren geleden: The War of The Worlds. Tussendoor verschijnt geregeld het promofilmpje voor een film die komende zaterdag op dit televisiekanaal te zien is. Lawrence of Arabia.

Snel achter elkaar flitsen flarden voorbij. Beelden van scenes met stoere Arabieren te paard, stoere Arabieren in gevecht met elkaar en met Turkse soldaten, stoere Arabieren en even stoere Engelse militairen. Scenes ook met hartstochtelijke Arabische schoonheden. De snelle montage, de afwisselend heftige en dan weer ingetogen muziek geeft een impressie van een spannende en toch ook gevoelige film. Nep natuurlijk. Uiteindelijk is het allemaal zo in elkaar gemonteerd om de kijker te verleiden aanstaande zaterdagavond weer op deze zender af te stemmen. Of de film ook daadwerkelijk spannend en ontroerend is, dat moet nog maar blijken. Maar nep of niet, aantrekkelijk is het wel. Al was het maar om op een aangename manier de tijd te overbruggen tot de trein naar Damascus vertrekt.

Seven Pillars of Wisdom schiet hem te binnen. De roman van T.E. Lawrence. Lawrence van Arabie. Een klassieker uit de Engelse literatuur. Zijn herinnering borrelt de dag op waarop hij dat boek kocht in The Good Book Shop. Een religieuze winkel, een christelijke nota bene, in Amman. En plotseling heeft hij een 1001 Nachten verhaal. Het wordt een beetje echt waar, en een beetje verzonnen. Een beetje een echte geschiedenis, een beetje een sprookje.

* * *

Er was eens een jongen. Of eigenlijk een jongetje, want deze jongen was maar klein. En dat was ook precies wat hij wilde zijn. Klein. En blijven.

Die jongen had een droom. Op zich is dat niets bijzonders, want iedere kleine jongen heeft een droom. Maar deze jongen had niet niet 1 droom, hij droomde er wel 1001. Hij was echt wat je noemt een dromer. Of beter nog: een Dromer. En als hoofdletters niet zo schreeuwerig was, zou je hem gerust een DROMER kunnen noemen.

Van die 1001 dromen was een droom wel heel apart. Hij zou graag de wereld een beetje mooier willen maken. Of in ieder geval een echte bijdrage willen leveren aan een mooiere wereld.

Niet een betere wereld, we moeten ons vooral niet vergissen. Wereldverbeteraars, die zijn er al genoeg. En trouwens, een betere wereld willen maken veronderstelt een zeker inzicht in goed en kwaad, en daarvoor is hij nog te klein. Wie is hij nu helemaal om te kunnen zeggen wat goed is en wat niet? Hoe het hoort te zijn en hoe niet? Sowieso: wie zal zeggen wat een betere wereld is en wat niet?

En een mooie wereld, dat is zo'n onhaalbare droom. Dromen is mooi, moet vooral veel en vaak gedaan worden, maar dromen wordt fijner als die dromen een beetje haalbaar zijn. Er zullen altijd plekken op de wereld zijn die minder mooi zijn. Of minder mooi gevonden worden. Al was het maar door de grilligheid van schoonheidsidealen. Wat vandaag voor mooi doorgaat, wordt morgen misschien lelijk gevonden. En omgekeerd. Trouwens, zonder lelijkheid geen schoonheid. Lelijk maakt mooi mooi. De wereld een beetje mooier maken, dat kan wel. Dat is zelfs niet zo moeilijk. Daarvoor is zelfs een klein jongetje groot genoeg. Hoe dat nu aangepakt?

Hij besloot de wijde wereld in te gaan. Naar het mystieke oosten, waar de drie wijzen ook vandaan kwamen. Hij ging naar Arabie. Naar het Arabie van Lawrence, die eigenlijk geen Arabier was maar een verklede Engelsman. Naar het Arabie van Sheherazade, die elke nacht voor haar sheik een stukje van een verhaal verzon, maar het nooit afmaakte uit angst dan niet langer meer boeiend en aantrekkelijk genoeg te zijn om te mogen blijven leven. Naar het Arabie van Mohammed, die Profeet genoemd werd, maar eigenlijk een gewone mens met buitengewone gaven was. Zoals alle profeten niet meer dan gewone mensen met buitengewone gaven zijn.

En hij ging naar India, het India van... Ja, het India van wie eigenlijk? Ooit het India van de Moguls, toen heete het alleen nog niet India. Het was niet eens een land. Het India van de Engelsen, die het Brits Indie noemden. Tegenwoordig het India van de Indiers. Het India van Gandhi, en de saddhu's. Booming India.

Onze jongen ging ook naar een land hoog in de bergen. Waar yaks leven. En sherpa's. En waar ghurka's vandaan komen. En waar volgens de legende de yeti leeft, de verschrikkelijke witte sneeuwman.

Hij dwaalde door de valleien en de kloven van de Himalaya. Stak rivieren en passen over. Bewonderde rododendrons en sneeuwtoppen. Ontmoette sherpa's en andere bergbewoners. Geen gurkha's. En de yeti kwam hij ook niet tegen. Maar wel ontmoette hij een hele bijzondere man. Een boedhistische monnik, een wijze man. Alleen wist de jongen dat nog niet. Hij vond de man in het vreemde rode gewaad maar een rare snuiter.

De man sprak de jongen aan en ze raakten aan de praat. Over van alles en nog wat. Over het weer in de bergen, over politiek en economie, over mensen en andere dieren op de wereld, over de verschrikkelijke witte sneeuwman. Ook over geloven en niet-geloven. De monnik leerde de jongen dat niet-geloven niet bestaat. Dat ongelovigen niet bestaan. Dat iedere mens een geloof heeft, zelfs als die mens dat zelf niet gelooft of het niet een geloof noemt.

De jongen vertelde de monnik van zijn droom. De wereld een beetje mooier maken.
"Vind je dat niet een rare droom?", vroeg de monnik, "waarom droom je niet van rijkdom, aanzien, macht en geluk, zoals de meeste mensen?"
"O, daar droom ik ook van, hoor. Alleen zijn die dromen niet zo belangrijk. Kunt u me misschien helpen de wereld een beetje mooier maken?"
"Nou, daar moet ik even over nadenken. Kun je morgen terugkomen. Dan droom ik er een nachtje over. Wie weet valt me in mijn slaap iets te binnen".

Een dag later gaat de jongen naar het klooster van de monnik. "En, weet u al wat?"
"Echt een goed antwoord heb ik niet. Dat moet je zelf zien uit te vinden. Maar misschien helpt het als je wat minder telt"
"Minder telt?", vroeg de jongen verbaasd.
"Ja. Soms tel je te veel"
"Ik geloof niet dat ik het snap. Kunt u het me misschien uitleggen?"
"Ik dacht al dat je me dat zou vragen. Ik zal het proberen. Maar als je het dan niet begrijpt, moet je iemand anders vragen het je uit te leggen. Dan ben ik de verkeerde monnik voor je."
"Okay"
"Veel mensen, jij ook, proberen de werkelijke wereld te vangen in cijfers. Zoveel van dit, zoveel van dat. Zoveel van zus, zoveel van zo. Alles wordt gemeten en gecalculeerd. Ze proberen alles te plussen en te minnen. En dat niet alleen; vaak wordt het een met het ander vergeleken. Zoveel van het een is evenveel waard als zoveel van het ander. Een bepaalde hoeveelheid zus is gelijk aan een bepaalde hoeveelheid zo. Er wordt geplust en gemind."
"Zoals met geld?"
"Ook, al bedoelde ik dat niet. Nee, ook in minder exacte dingen. Bijvoorbeeld: ik doe wat voor jou als jij wat voor mij doet. Of: jij hebt me kwaad gedaan, dat zal ik je betaald zetten. Onbewust tel je dan het een voor het ander"
"Maar wat heeft dat met cijfers te maken?"
"Om goed te kunnen plussen en minnen is het handig de preciese waarde ergens van vast te stellen. We proberen alles zo exact mogelijk in cijfers te vangen. Door het tekwantificeren. Door te tellen"
"En waarom moeten we dan minder tellen?"
"In dat kwantificeren gaat veel waarde verloren. Omdat de werkelijkheid nu eenmaal niet exact is en omdat voorzover die dat wel is wij mensen niet de hele werkelijkheid kunnen kennen. Wat geteld wordt is dus niet meer dan een deel van de werkelijkheid. De rest gaat in het tellen verloren alsof het waardeloos is. Maar het heeft wel waardde. Dat wordt in het tellen wel eens vergeten"
"Dus we moeten niet meer tellen?"
"Jawel, want tellen is een nuttige manier om in ieder geval een stukje van de werkelijkheid te begrijpen. Je zou alleen wat minder vaak moeten tellen. Wat vaker de werkelijkheid in zijn totale waarde moeten laten"

De jongen weet even niet wat te zeggen, begrijpt het ook niet helemaal, maar is nieuwsgierig genoeg meer te willen weten. "Ik vind het maar vaag. Kunt u een voorbeeld geven. Dan snap ik het misschien beter"

"Hm, even nadenken. Ik denk dat ik wel iets weet. Hoe oud ben je?"
"27"
"En hoe weet je dat?"
"Nou, ik ben geboren in 1963 en het huidige jaar min 1963 is 27"
"Dat is wel ingewikkeld, zeg. Je wil toch niet vertellen dat je die rekensom maakt, iedere keer als je gevraagd wordt hoe oud je bent?"
"Nee"
"Nou, hoe weet je dan dat je 27 bent?"
"Dat weet ik niet. Ik weet het gewoon"
"Denk eens goed na"
Dat doet de jongen. "Nee, ik weet echt niet hoe ik weet dat ik 27 ben"
"Misschien kan ik je helpen. Hoe vaak per jaar vier je je verjaardag"
"Wat is dat nou voor vraag? 1 keer natuurlijk"
De monnik negeert de verongelijkte toon van de jongen. "Heb je niet, zo rond je verjaardag, een paar dagen waarin je je vergist over je nieuwe leeftijd?"
"Ja, dat klopt"
"En denk je dan niet: o ja, er is een jaar bijgekomen?"
"Ja, hoe weet u dat?"
"Omdat ik ook zo was, natuurlijk, maar dat doet er niet toe. Punt is dat je je verleden jaren telt, weer 1 erbij. Dat zou je wat minder vaak mogen doen, je jaren tellen."
"Hoe doe ik dat dan?"
De monnik lacht. Niet zozeer om de vraag, maar meer om het gezicht dat de jongen erbij trekt. "Je kijkt alsof je zojuist een vieze taart op hebt"
"Nou, raar smaakt jouw gebakje me wel ja, als je dat bedoelt. Hoe kan ik nou niet tellen?"
"Gewoon: niet tellen. Iets niet doen is vaak gemakkelijker dan iets wel doen. Niet altijd, maar vaak wel."
"Dus gewoon niet meer tellen hoe oud ik ben? En dat helpt de wereld een beetje mooier maken?"
"Ja, je zal het zien. En als je morgen weer terugkomt, dan vertel ik je hoe je je nog komende jaren kunt tellen. Want als je het tellen toch niet kunt laten, kun je dan niet maar beter tellen hoeveel jaren je nog hebt te gaan dan de jaren die al voorbij zijn? Maar daar wil ik eerst een nacht over dromen"
"Okay. Tot morgen"
"Tot morgen"

En sindsdien is de jongen 27 gebleven.

* * *

Echt Arabisch is het verhaal niet geworden. Oosters wel: dat land in de Himalaya is Nepal. En 1001 nachten is het ook niet echt, hooguit 1 uit 1001 dromen. Maar als je maar lang genoeg niet telt, wordt het vanzelf een keer 1001 Nacht.



3 brutale vragen:

1.
Fantasie is oneindig. Herinnering helaas niet. Nuances gaan verloren als we alles in cijfers willen uitdrukken. Tenzij we de nuances tellen, natuurlijk, dan blijven ze bestaan.

2.
Misschien vindt u de fantasie van de verhalenverteller wel leuk genoeg om het door te vertellen. Als dat zo is: u mag er gerust een andere draai aan geven, of er wat bij verzinnen. Ga uw gang. Wie weet wordt de wereld daar een beetje mooier van.

3.
Misschien, heel misschien vond u het verhaal van de verhalenverteller of de droom van het jongetje wel een euro waard. Als dat zo is, doneer het dan aan wie of wat u het maar waard vindt. Misschien is dat wel de Luister-en-Vertel-Tournee. Als dat zo is: rekeningnummer 1689.67.456 t.n.v. Stichting Luister-en-Vertel-Tournee te Oisterwijk. Maar alleen als u het waard vond, anders niet. Bewaar het anders maar voor een andere fantasie.


Groet, ton.

4.12.07

In Sao Paolo

Donderdag 29 november 2007
Dag 29 van De Luister-en-Vertel-Tournee in Bolivia
Pauliceia Hotel, Sao Paolo, Brazilie

Vanmiddag rond half drie kwam John Verkenner hier in Sao Paolo aan. Dat was 23 uur nadat de bus, merk Marcopolo van de Boliviaanse busmaatschappij Crucena, uit Corumba was weggereden. Barra Funda, zo heet het busstation hier waar de passagiers met bestemming Sao Paolo uitstappen. De bus rijdt met de overige passagiers door naar Rio de Janeiro. Barra Funda is niet alleen een busstation, een terminal rodiovario, het is ook een trein- en metrostation.

Het is er druk. Het is maar goed dat John de weg weet. Nog van toen hij hier bijna een maand geleden was, op weg in omgekeerde richting. En het is maar goed dat hij van toen nog een metroticket op zak heeft. Hij ziet een lange rij wachtenden voor het loket staan. Daar heeft hij geen last van, loopt erlangs af, naar en dan door het poortje.

De metrorit gaat heel soepel. John Verkenner weet waar hij heen wil, station Republica, het metrostation op het plein met dezelfde naam. Als hij het perron oploopt staat er al een trein te wachten. Barra Funda is het eindstation van de rode lijn, weet hij nog van de vorige keer, dus hij hoeft niet te kijken of deze trein de goede kant uitgaat. De verkeerde kant bestaat niet. Weer valt het hem op hoe goed het metrosysteem georganiseerd is. En hoe ruim. Maar dat kan natuurlijk ook toeval zijn; dat het net als hij de metro gebruikt niet druk genoeg is om de trein vol te laten zijn.

Republica is drie haltes van Barra Funda, ook op de Rode Lijn. Dat kan zelfs hij niet mislopen. Uitgestapt en vier roltrappen omhoog staat hij in de zon op Praca da Republica, het Plein van de Republiek. Even heeft hij moeite zich te orienteren. De typische desorienteringsverschijnselen die hij steeds weer heeft aan de andere kant van de evenaar. Rare halve omdraaing van de werkelijkheid: noord en zuid zijn ten opzichte van de zon omgekeerd als thuis, maar oost en west hetzelfde.

Maar goed, met geduld en beleid, en een beetje op goed geluk, kom je een heel eind, vindt hij wat hij zoekt. Hotel Joamar in Rua Dom Jose de Barros. Helaas: vol. Bij zijn tweede keus, 20 minuten later gevonden en eigenlijk niet echt tweede keus; gewoon als tweede gezocht omdat hij nu eenmaal niet tegelijkertijd allebei hotels kan checken, maar de een na de ander moet doen, heeft hij meer geluk. Een kamer voor twee nachten.

Kamer 6 krijgt hij. Een piepklein kamertje met een eigen douche en toilet, alleen blijken die het niet te doen. Geen stromend water. John vindt het wel best, maakt wel gebruik van de gezamenlijke sanitair verderop de gang. Is wel erger gewend. Even later krijgt hij kamer 25. Een verdieping hoger, zonder private douche of toilet, alleen een wastafel met werkende kraan, en veel ruimer.

Nu hij de kamer eens goed bekijkt, het is zelfs de ruimste kamer die hij afgelopen maand op zijn verkenningstocht heeft gehad. Vier bij vier, met twee grote ramen die uitzien op de straat, Rua dos Timbiras. Er staan twee eenpersoonsbedden in, en een klein vierkant tafeltje. Verder niets. Geen stoel, geen nachtkastje, geen klerenkast. Vloer en plafond zijn van hout. De vloer bruin, het plafond een donkermintig groen. Dezelfde kleur als de deur en de houten deur- en raamkozijnen. De muren zijn in dezelfde mintgroene kleur gesausd, maar dan een lichtere tint. Het doet allemaal een beetje koloniaal aan.

Zo, dat is geregeld. Nu de tweede prioriteit. Lavanderia. Het zou pretiig zijn als hij zaterdag schone kleren kan aantrekken voor de terugvlucht naar Europa. En het lijkt hem ook wel een prettig idee de rugzak te kunnen inpakken met schone kleren. Sinds hij bijna een week geleden uit de Andes is gekomen heeft hij niet de gelegenheid gehad zijn kleren te laten wassen, en van de vijfdaagse tocht door de bergen zijn die ook niet bepaald schoner geworden.

Een lavanderia blijkt lastiger te vinden. Pauliceia Hotel heeft geen laundryservice. De vriendelijke dame, die hem van kamer 6 naar kamer 25 heeft gemoved, wijst hem in het Portugees de weg naar een lavanderia. Drie straten verderop, begrijpt John, maar hij vindt er geen wasserette. Komt wel een internetcafe tegen. En zo leest hij de berichten in zijn inbox.

Helemaal soepel verloopt de rit over het wereldwijde web niet. Het lukt hem wel alle berichten te lezen, maar replyen gaat om een of andere reden niet goed. Steeds als hij een antwoord heeft getikt en wil versturen, hapert de anders zo routineuze en vazelfsprekende handeling. Misschien is de verbinding in dit cafe wel niet optimaal. Misschien is de yahoo-server overbelast. Misschien is deze pc wel niet helemaal in orde. Kan allemaal wel wezen, kan ook nog wat anders zijn. IT's wegen zijn vaak ondoorgrondelijk. Hoe dan ook, het lukt hem niet antwoorden te verzenden. Ook niet als hij de pc afsluit en opnieuw opstart.

Nou gelooft John niet in voortekenen. Gelooft niet dat het niet-lukken-van-wat-normailter-een-eenvoudige-operatie-is een diepere, voor gewone mensen als hij niet meteen kenbare betekenis heeft. Het is gewoon zoals het is. Het lukt niet.

Hij gelooft wel in van-een-min-een-plus-maken. In de altijd waardevolle energie om van iedere situatie, hoe belabberd ook, steeds weer het beste te maken. Laat hij de gedachten, die hij in emails had willen vertellen en tevergeefs heeft geprobeerd via de cyberhighway bij de geadresseerden te krijgen, nu eens in brieven versturen. Uiteindelijk heeft hij die gedachten nu toch gedacht. Laat hij ze eens opschrijven en per ouderwetse post opsturen.

Hij sluit de internetsessie af en loopt naar beneden, naar de kassa om te betalen. Gustavo heet de jongen, die hem ook had geholpen toen hij dit cafe was binnengelopen. Hij spreekt alleen Portugees. Verkenner alleen een klein beetje. Een heel klein beetje. Twee reaal kost de tijd die hij worldwidebrowsend heeft doorgebracht.

Dit internetcafe is ook een ijssalon. Te verleidelijk om te weerstaan. Je kunt dat ook omdraaien: Verkenner is niet gedisciplineerd genoeg niet aan de verleiding toe te geven. In zijn beste Portugees vraagt hij Gustavo of hij een ijsje mag. Zijn beste Portugees is doorspekt met Spaans. Het blijkt selfservice. Hij kiest een bakje en loopt de verschillende smaken af. Die staan in het Portugees erbij vermeld, en afgezien van wat voordehandliggende kleur/woord-combinaties wordt veel hem niet duidelijk. Wit-limao, dat kon wel eens citroen zijn. Geel-abacaxi, hm, ananas. Groen-pistache, dat is simpel: pistache. En bruin-choclat, chocolade natuurlijk.

Gustavo wenkt hem; er is telefoon. "Por me?" "Sim, por te" Lijkt hem sterk, maar goed: als Gustavo het zegt zal het wel zo zijn. Het blijkt een Franssprekende man te zijn. Die legt Verkenner uit hoe de ijssalon werkt. Hij mag zoveel opscheppen als hij wil, betalen gaat per ons. Het kwartje valt Verkenner: Gustavo, die weet dat hij Frans spreekt, heeft de man gebeld om Verkenner uit te leggen wat de werkwijze in deze ijssalon is. Het is vast dezelfde Fransman die Gustavo erbij had gehaald toen hij Verkenner moest registreren voor het internetgebruik. Verkenner bedankt de man voor zijn uitleg, komt te weten dat hij uit Parijs komt en nu in Sao Paolo woont, en maakt zichzelf een ijscoupe. Citroen, meloen en iets geligs dat naar advocaat smaakt maar niet advogado heet. Hoe wel, dat is onduidelijk, er staat geen vermelding bij. Besprenkeld met gekleurde hagelslag, smarties en stukjes noot, afgetopt met caramel- en chocoladesaus. Het weegt alles bij elkaar ruim twee ons, kost vier en een half reaal. Aan een wit tafeltje in het sfeerloze ijsrestaurant verorbert Verkenner de sorbet.

Misschien kan Gustavo hem helpen een wasserette te vinden. "Donde fica uma lavanderia?" Gustavo begrijpt het meteen. Aha, zijn Portugees gaat vooruit! Als hij maar vaak genoeg oefent. "Om de hoek", antwoordt en wijst de Braziliaan. Inderdaad vindt hij twee keer de hoek om een lavanderia. Een ongeinteresseerd ogende man met een cowboyhoed zit halverwege de pijpenla, zo'n vijf meter achter de toonbank. "Lavanderia?", vraagt Verkenner hem naar de bekende weg. "Sim", antwoordt de stadscowboy zonder op te kijken van waar hij mee bezig is. Onduidelijk, dat wil zeggen niet te zien wat dat precies is. Iets met naald en draad.

Het gesprek verloopt stroef, en niet alleen door Verkenner's gebrekkige beheersing van het Portugees. Maar, en dat is de essentie, hij komt te weten wat hij weten wil. De wasserette is geopend van acht tot zes, elke dag, en 's morgens afgeleverde was is nog dezelfde dag klaar. Mooi, zegt Verkenner, duim omhoog, morgen acht uur ben ik hier.

Zo, ook geregeld. Wel nog niet echt, niet helemaal, maar voor dit moment the best he can do. Tijd om deze stad te gaan verkennen. Tijd om Sao Paolo op te snuiven.


3 brutale vragen:

1.
Wat weet u eigenlijk van Sao Paolo? Wat voor beeld heeft u van die stad, de grootste van Brazilie?

2.
Misschien vindt u dit relaas wel leuk genoeg met een ander te delen. Misschien kent u wel iemad, die ook benieuwd is naar een stad als Sao Paolo. Als dat zo is, stuur of vertel het door.

3.
Misschien, heel misschien is de aankomst van John Verkenner in Sao Paolo u wel een euro waard. Als dat zo is, doneer het aan wie of wat u het maar waard vindt. Als het de Luister-en-Vertel-Tournee is, rekeningnummer 1689.67.456 van de Stichting Luister en Vertel Tournee te Oisterwijk. Maar alleen als u het uw euro waard vindt. Anders niet.


Vriendelijke groet, ton