De Luister-en-Vertel-Tournee

22.1.07

Onverrichterzake desalniettemin in Den Haag

Vrijdag 2 december 2005

Cafe Dudok, Den Haag

Onverrichterzake en desalniettemin.

Er zijn van die woorden, waarvan de betekenis pas echt goed tot je doordringt als je het meemaakt. In de tram terug naar het Centraal Station realiseert de man met de hoed zich vandaag zo'n ervaring te hebben. Het woord 'onverrichterzake' zingt door zijn gedachten. Niet echt uit-de-tijd, maar al wel een beetje ouderwets, in ieder geval niet bepaald vet cool.

Vanmorgen was hij met de trein van Oisterwijk naar Den Haag gegaan. Daarna met de tram, lijn 17, naar halte gemeentemuseum/Museon. Vandaar drie minuten te voet naar het Immigratiekantoor van de afdeling Burgerzaken van de gemeente Den Haag. Om zich weer in Nederland te laten inschrijven.

Want soms is het toch knap onhandig als je in geen enkel bevolkingsregister staat ingeschreven. Het mag dan wel idyllisch klinken, zwerver zijn, maar af en toe blijkt het onpraktisch om geen vaste woon- of verblijfplaats te hebben. Dat hij niet kan stemmen of aan referenda meedoen, nou, dat vindt hij niet meer dan vervelend. Maar dat het ook niet mogelijk is voor die vier maanden die hij in Nederland is een auto op zijn naam te laten registreren, dat is hinderlijk. En dat blijkt niet te kunnen als je niet een of ander adres in Nederland hebt. Een postbusadres volstaat niet. Natuurlijk is het best mogelijk met allerlei foefjes een of andere constructie te bedenken om onder de wettelijke regels uit te komen. Maar dat wil hij niet. Voor deze keer wil hij het nou eens doen zoals het hoort. En dus had de man met de hoed besloten een einde te maken aan zijn officiele zwerversstatus.

Waar moet je je als Nederlander laten inschrijven als je geen vaste woon- of verblijfplaats hebt? Dat is nog niet zo simpel. Na een paar telefoontjes was hij uitgekomen bij de gemeente Den Haag. Om precies te zijn bij het Immigratiekantoor van de afdeling Burgerzaken. Vantevoren voor de zekerheid toch maar even daarnaartoe gebeld. Ja, hij kon zich als Nederlander zonder vaste woon- of verblijfplaats inschrijven bij de gemeente Den Haag, had de vriendelijke juffrouw aan de telefoon uitgelegd.

"Kan ik dat schriftelijk doen?", had hij gevraagd.
"Nee. U moet persoonlijk aan de balie komen".
"Dus ik moet helemaal naar Den Haag?". Bij dit soort formaliteiten kan het nooit kwaad twee keer hetzelfde te vragen. Voor de zekerheid.
"Ja. En u moet een geldig legitimatiebewijs meenemen. Welk adres gaat u als briefadres gebruiken?".
"Mag dat een postbus zijn?".
"Nee. Het moet een echt adres zijn".
"Dan wordt dat het adres van mijn broer in Eindhoven. Moet hij meekomen naar Den Haag?".
"Nee, dat hoeft niet. U moet een getekende verklaring en een kopie van zijn legitimatiebewijs meenemen.".
"Kan ik die verklaring zelf opstellen of heeft u daar een formulier voor?".
"Ik kan u een formulier toesturen, maar u mag ook zelf een verklaring opstellen. Er hoeft alleen maar in te staan dat uw broer u toestemming geeft zijn adres als briefadres te gebruiken. Zorg er wel voor dat zijn naam en de uwe juist in de verklaring worden vermeld, en dat de handtekening duidelijk is.".
"Okay, dat gaat wel lukken. Wat zijn uw openingstijden?".
"Elke werkdag van acht tot twee.".

En zo kwam het dat de man met de hoed deze vrijdag vanuit Oisterwijk de trein naar Den Haag had genomen. Tram 17 en vanaf halte Gemeentemuseum/Museon te voet naar het Stadhoudersplantsoen. Daar is het Immigratiekantoor gevestigd. Onderweg had hij zich een beetje verkneukeld om de ironie: immigrant in eigen land. En ook had hij zich met een licht gevoel van verwondering gerealiseerd dat het met de bureaucratische rompslomp best wel mee viel. Die paar formaliteiten, daar zag hij het nut en de zin wel van in.

Aangemeld bij de receptie kreeg hij keurig een nummertje, 68, en werd hij doorverwezen naar balie 2. Hij was nog niet gaan zitten of een duidelijk hoorbaar 'plong' van een goed leesbaar display maakte hem duidelijk dat nummer 68 zich bij balie 2 mocht melden. Dat is snel, meteen aan de beurt. De balie blijkt een klein spreekkamertje.

Twee minuten of zo later staat hij al weer buiten. Kunnen er ook drie zijn geweest, maar toch zeker niet veel meer.
"O, maar dan moet u bij de gemeente Eindhoven zijn", had de dame gezegd nadat ze de verklaring van zijn broer had gelezen.
"Maar het is geen woonadres. Het is alleen maar een postadres. Ik woon nergens".
"Dat doet er niet toe".
"Maar een collega van u, die ik eergisteren aan de telefoon had, heeft me daar niets van verteld. En haar heb ik ook verteld van het briefadres in Eindhoven.", sputterde de man met de hoed nog tegen.
"Dan heeft u waarschijnlijk iemand van de Vreemdelingenpolitie aan de lijn gekregen. Die weten dat niet."
"Dus ik ben voor niets naar Den Haag gekomen?".
"Ja. Het spijt me.".
"Nou, dan ga ik maar weer. Sorry dat ik uw tijd voor niets heb gebruikt.".

En zo komt het dat de man met de hoed zich in tramlijn 17 op weg terug naar het Centraal Station het woord 'onverrichterzake' voor de geest haalt. Een beetje een ouderwets woord. Wie gebruikt dat tegenwoordig nou nog?

Hij is toch wel een beetje chagrijnig. Niet zozeer om de vergeefse tocht naar de residentiestad, meer om zijn eigen onnozelheid. Eigenlijk best wel voordehandliggend dat je je moet inschrijven in de gemeente waar het briefadres is. Had hij dat zelf niet kunnen bedenken? Had hij nu maar aan de telefoon wat meer doorgevraagd. Ook al is dat misschien vragen naar de bekende weg. Had hij maar nadrukkelijker nagevraagd of hij wel bij de gemeente Den Haag moest zijn. Had hij maar, had hij maar. Onzinnige woorden. Achteraf is iedereen wijs, en daarmee niemand. Want als iedereen wijs is, is dat geen wijsheid meer.

Hij besluit niet meteen terug te gaan naar Oisterwijk, maar eerst iets nuttigs te doen in Den Haag. Anders zou hij pas echt voor niks op pad zijn geweest. Hij stapt uit de tram bij halte Buitenhof en loopt naar Cafe Dudok. Bij een warme chocolademelk een verhaal schrijven over de betekenis van een ouderwets woord, neemt hij zich voor. Dan is het uitstapje naar Den Haag toch nog ergens goed voor. Hij gaat het chique etablissement tegenover het Binnenhof binnen. En daar loopt hij pardoes een oude bekende tegen het lijf. Nog van voor zijn verkenningsreis naar Australie, alweer tweeenenhalf jaar geleden.
"He! Ben je weer in Nederland?"
"Ja. Maar voor een paar maanden. Op 1 april vlieg ik weer naar India."
"En wat brengt je vandaag in Den Haag?"
"Nou. Eigenlijk ben ik hier onverrichterzake. Ik wilde me laten inschrijven in het bevolkingsregister. Maar dat blijkt in Eindhoven te moeten gebeuren.".
"Dus je hebt hier een onverrichte zaak verricht?"
"Zo zou je het ook kunnen zeggen".

De kleine zwerver uit Brabant en de lange communicatie-adviseur uit Voorburg praten nog wat bij. Staand bij de leestafel in het drukke grand cafe gaat het over een carriere-sprong, imago, en over hoe belangrijk het is om op een eenmaal ingeslagen weg door te gaan. Gek genoeg gaat het niet over politiek, ook al is dat nou juist het podium waar zij elkaar van kennen.

Nadat zijn kennis is teruggegaan naar zijn lunchafspraak blijft de man met de hoed nog zo'n twee uur hangen in het cafe. Warme chocolademelk, ciabatta met champignons en geitekaas en een jus d'orange. Hij schrijft het grootste deel van dit verhaal, leest HP/De Tijd van achter naar voor en ook een stukje uit 'Slander'. Geschreven door ene Ann Coulter, gekocht op het vliegveld van Washington DC tijdens een tussenstop op weg van Boston naar Amsterdam, alweer zes weken geleden. Meer nog dan de titel, 'Laster', zegt de ondertitel waar het over gaat: 'Liberal lies about the American Right'. "Leugens van de Liberalen over Rechts in Amerika'. Een vermakelijk irritant boek, dat precies past in het overdreven zwart/wit-denken van het hevig gepolariseerde Amerikaanse politieke toneel.

En zo komt het dat de man met de hoed die avond onverrichterzake, desalniettemin met een goed gevoel, van Den Haag naar Oisterwijk treint.

ton


3 brutale vragen:

1.
Neem eens 10 seconden de tijd. Ook wel eens voor niets een hele dag op pad geweest? Ook wel eens van een onverrichte zaak toch nog iets nuttigs gemaakt?


2.
Misschien kent u wel iemand die het ook leuk vindt zich bezig te houden met taal, ouderwets of niet. Die zich misschien ook wel verkneukelt om de immgrant in eigen land. Als dat zo is, stuur het door. Maar alleen als u denkt dat die het een leuk verhaal viondt. Anders niet.

3.
Misschien vond u het wel gewoon een vermakelijk verhaal. Misschien, heel misschien vindt u het verhaal van de man met de hoed wel een euro waard. Als dat zo is, doneer het dan aan rekeningnummer 1689.67.456 t.n.v. Stichting Luister-en-Vertel-Tournee te Oisterwijk. Maar alleen als u het een euro waard vindt. Anders niet.

21.1.07

Niemand schrijft een brief in Memphis

Maandag 17 oktober 2005, dag 36 van De Luister-en-Vertel-Tournee in Amerika

Memphis, Tennessee

De late middagzon spreidt een oranje-gele gloed over de stad van Elvis, the king. Een dode koning die nog leeft. De stad van B.B. King, de nog levende blues-legende. De stad ook van de moord op Martin Luther King. Die leeft niet meer, maar zijn woorden nog wel. Zijn droom ook.

Het is herfst, maar daar merkt hij niet veel van. De temperatuur voelt zomers aan, de bomen hebben nog al hun blad, en er liggen geen kastanjes, hazelnoten of eikels op de grond. Hoe zou de herfst in Memphis er eigenlijk uitzien?

De man met de hoed loopt over Cooper Street terug naar zijn logeeradres, de First Congregational Church. Voor het laatst. Over twee uur komt Dorothy hem ophalen om hem naar het station te brengen. Om tien uur vanavond vertrekt zijn trein naar Chicago.

Content is hij. Het bezoek aan Memphis, de directe aanleiding om naar Amerika te gaan, voelt als geslaagd. Een volle week in deze stad aan de Mississippi en twee boeiende dagen tijdens de Gandhian Conference over Nonviolence hebben hem weer een beetje van zijn vooringenomenheid, zijn negatieve vooringenomenheid, over Amerika en de Amerikanen afgeholpen. Amerikaanse mensen verschillen niet zo heel erg veel van Australiers, Indiers of Arabieren. Of van Nederlanders. Oke, misschien leven zij in een ander economisch, sociaal en politiek systeem, maar dat zijn niet meer dan nuanceverschillen.

Vanmorgen ook heeft hij eindelijk die brief opgestuurd. Een brief aan een dode man. Daar liep de hoed eigenlijk al een paar maanden mee. Maar steeds weer was hij niet tevreden over de woorden. En steeds weer bekroop hem de twijfel; wie ben ik om te mogen zeggen wat ik zeg? Wie ben ik om te vinden wat ik vind? Wie ben ik om een ander lastig te vallen met wat ik vind? Maar afgelopen zaterdag had hij dan toch die brief afgemaakt en in tienvoud uitgeprint. Vanmorgen op het postkantoor alle tien op de post gedaan. Een brief aan een Nederlandse kunstenaar, die zo dom was vermoord te worden. Die ondanks zijn intelligentie niet slim genoeg was om in te zien dat de manier waarop hij zei wat hij te zeggen had juist averechts werkt. Een mooi voorbeeld hoe misbruik van de vrijheid van meningsuiting een gevaar oplevert voor diezelfde vrijheid om te mogen zeggen wat je te zeggen hebt.


* * * * * * * * *

Aan: Theo van Gogh

Memphis, Tennessee, 15 oktober 2005

Geachte heer Van Gogh, beste Theo,

Ik zal maar meteen zeggen wat ik u te vertellen heb. U bent een eikel.

Voorjaar 2004 hoorde ik op Radio 1 een boeiend gesprek tussen u en Thijs van den Brink. Ik besloot u een brief te schrijven. Door allerlei redenen kwam ik er niet toe die brief af te maken. U kent dat wel; door luiheid en gemakzucht stellen we vaak uit wat eigenlijk meteen gedaan moet worden. In november was u zo dom vermoord te worden. Nog voor mijn brief af was. Daarom bent u een eikel.

Afgezien van wat sporadische momenten had ik eigenlijk nog nooit iets van u gehoord. Dat platte en botte gescheld had me niet verleid me in uw ideeën te verdiepen. In mijn eigen vooringenomenheid plaatste ik het in de heersende tijdsgeest, waarin ijdelheid en profileringsdrang velen van ons ertoe drijft op overdreven wijze te vertellen wat we te vertellen hebben. Bizar en clownesk, amusant soms, maar niet serieus te nemen. In het gesprek op Radio 1 verdedigde u vol vuur en enthousiasme het recht te schelden en beledigen. Vrije meningsuiting noemde u het.

“Ik scheld op wie ik schelden wil”, hoorde ik u zeggen, of woorden van gelijke strekking. "Maar ik doe niet flauw. Iedereen mag terug schelden.”. U vond ook dat u zich niet hoefde te beperken. Integendeel; “Ik vind dat ik alles mag zeggen wat ik maar zeggen wil”.
“Ook als u daarmee andere mensen beledigt?”, vroeg Thijs van den Brink.
“Ik vind dat ik mag beledigen wie ik beledigen wil.”.
“Ook als het alleen maar om het beledigen gaat?”, probeerde Thijs nog.
“Daar moeten ze maar tegen kunnen. En wie mij terug wil beledigen, dat mag. Daar doe ik niet flauw over.”, verduidelijkte u uw standpunt.
“Is er dan geen grens?’, wilde Thijs weten.
“Ja. Geweld is uit den boze.”.
Of woorden van gelijke strekking.

Dat klinkt heel nobel en ridderlijk. Maar schijn bedriegt. Uit het interview bleek me dat u over een geweldig verbaal talent beschikte. Uw woord was uw kracht. U gebruikte het als een zwaard om anderen mee te treffen. Welbewust en welgemikt. Hoe scherper, hoe beter. Hoe vileiner, hoe dodelijker. Niet ieder mens heeft datzelfde vermogen. Meer mensen niet dan wel. Andere mensen hebben weer andere vermogens. Andere zwaarden. Als u uzelf geen beperkingen wenst op te leggen in het gebruik van uw zwaard, waarom zouden andere mensen dat dan wel doen met hun zwaard? Zelfs als dat zwaard gewelddadiger is dan woorden. Hoe verwerpelijk ook. Uw geveinsde gelijkheid van schelden en beledigen is slechts schijn. Door die schijn op te houden bent u niet eerlijk. En bent u dus een eikel.

‘Eikel’ is een scheldwoord. Dat moet u toch aanspreken. Nu is het een gematigd scheldwoord. Er schuilt net iets meer vilein in dan in ‘sukkel’, en heeft nog niet het kwaadaardige van ‘etter’. Schelden is soms gewelddadiger dan geweld.

Waarom ik u alsnog deze brief schrijf? “Ik ben toch dood?”, hoor ik u al roepen. Dat is een misvatting. Het moge dan zo zijn dat u lichamelijk niet meer op deze wereld rondfietst. En dat is jammer. Het laat onverlet dat u in andere opzichten nog alom aanwezig bent. In de vorm van uw verbeeldingen en geschriften. En wie een beetje de verschillende media volgt komt al gauw tot de conclusie: U bent niet dood, U leeft.

Over de doden niets dan goeds. Na uw heengaan begreep ik dat u ook een andere kant bezat. Dat had ik natuurlijk zelf ook wel kunnen bedenken. Immers ieder verhaal heeft tenminste twee kanten, meestal zelfs veel meer. Dus ook het uwe. Necrologieën maakten duidelijk dat u eigenlijk een zachtaardig en gecompassioneerd mens was. Allerminst gewelddadig.

Het woord ‘eikel’ is niet alleen een scheldwoord, het staat ook ergens voor. Een eikel is de vrucht van een eik. Ieder jaar in de herfst schudt een eik zijn eikels van zich af. De meeste van die eikels worden opgegeten. Door eekhoorns bijvoorbeeld. Sommige van die eikels worden door mensenkinderen verzameld. En een enkele eikel blijft achter in de grond om uit te groeien tot een nieuwe eik. Een klein, onooglijk nootje met de grootte en vorm van een kogel wordt dan een boom. En als die boom maar lang genoeg volhardt in blijven leven, wordt het misschien wel een grote oude eik, symbool van wijsheid.

Wie weet bent u zo’n eikel. Wie weet groeit u uit tot een mooie, oude en wijze eik. Zo bezien bent u niet dood. U leeft.

Binnenkort is het 2 november. De eerste verjaardag van uw dood. Niet bepaald iets om te vieren, maar ongetwijfeld buitelen de media weer over elkaar heen om er een item van te maken. Al was het maar omdat het nog steeds een hot item is. Hoe heet, dat bepalen wij met zijn allen.

Wie ik ben? Wat doet dat ertoe? Wat doet het ertoe hoe ik heet? Zou u deze brief anders lezen als u wist dat mijn naam achmed, ali of aïsha is? Of weer anders als het theo, ton of truus is? Misschien heet ik wel Job Cohen, Joost Eerdmans of Rita Verdonk. Maakt dat wat uit? Laat mij maar Niemand zijn. Of beter nog: niemand.

Vriendelijke groet van misschien wel ook een eikel,

niemand

* * * * * * * * * *

3 brutale vragen

1.
Neems eens 10 seconden de tijd om u in te beelden dat u niemand bent. Wat zou u dan doen om iemand te worden? Of is uw ego net als het mijne te groot om niemand te kunnen zijn?

2.
Misschien kent u wel iemand die het leuk vindt een brief van niemand te lezen. Of misschien kent u wel iemand die ook niet goed weet hoe om te gaan met zijn zwaard. Als dat zo is, stuur hem dan door. Maar alleen als u denkt dat hij het leuk vindt. Anders niet.

3.
Misschien, heel misschien vindt u de brief van niemand in Amerika wel een euro waard. Als dat zo is, maak het over naar rekeningnummer 1689.67.456 t.n.v. Stichting Luister-en-Vertel-Tournee te Oisterwijk. Zo niet, doe het dan niet. Dan geeft u toch gewoon niemand een euro.

20.1.07

Een lafaard in Chicago

Dinsdag 18 oktober 2005, dag 37 van De Luister-en-Vertel-Tournee in Amerika

Krakend en piepend komt op platform 27 een Amtrak-trein tot stilstand. ''8.53 AM'' zegt de klok op Union Station in Chicago, Illinois. Het einde van een rit van 10 uur en een kwartier, die gisteravond in Memphis is begonnen. Voor de passagier op stoelnummer 35 dan. De trein zelf komt uit New Orleans en is bijna twee keer zo lang onderweg geweest. Vandaar misschien het piepen en kraken.

Hij zet zijn hoed op, slingert de kleine rugzak om zijn schouder en stapt de trein uit. Om zijn grote rugzak hoeft hij zich niet druk te maken. Die is in Memphis ingecheckt en wordt door Amtrek op beide overstapstations doorgetransfereerd naar de juiste trein, die naar Boston. Luchtvaartservice bij de Amerikaanse Spoorwegen. Hij verlaat Union Station via de noorduitgang, die aan Adams Street.

Vanavond om vijf voor acht vertrekt de trein naar Boston. Een hele dag in Chicago. De 'windy city' wordt ze genoemd, de winderige stad. Omdat het altijd waait. De stad ook van Al Capone, maar dat wil ze liever niet meer weten. Liever noemt Chicago zich de stad van de White Sox. Het succesvolle honkbalteam dat komend weekeinde aan de World Series begint, de finale van de Amerikaanse baseball-competitie. Soxtober, noemt de Chicago Tribune deze maand. Tegen wie, dat is nog niet bekend. De Houston Astro's of de St. Louis Cardinals, wie zal het worden? Geeft te denken trouwens, dat de finale van de Amerikaanse honkbal-competitie de World Series genoemd wordt. Net zoiets als de playoffs van de Nederlandse korfbalcompetitie de 'Strijd om de Wereldtitel Korfbal' noemen. De arrogantie van de beste.

Rechtsaf richting hart van de stad. Terwijl hij langs de Sears Tower loopt ziet hij voor zich een ruzie ontstaan. Moeilijk te schatten hoeverweg, maar het zal 30 meter zijn. Een grote man van een onbestemd ras schreeuwt tegen een iets kleinere man. Aziatisch uiterlijk. De grote is heel erg kwaad, zo te zien. Wat hij roept kan de man met de hoed niet horen.

Op straat staat een scheefgeparkeerde knaloranje taxi met een loeigroot reclamebord op het dak en het chauffeursportier geopend. Langs de stoeprand een witte Jeep Cherokee, ook met de deur open. Hoe komt het toch dat de hoed de grote man aan de taxi koppelt? Hoe komt het toch dat hij aan een verkeersruzie denkt? Dat hij denkt dat de taxichauffeur zich kwaad maakt over een onbedoelde, maar ongelukkige verkeersmanouvre van de Jeep-rijder? Hij loopt door en nadert het ruzieende stel.

Als hij op 10 meter is verstaat hij de woorden van de grote man. "What you're doin, man?". Hij roept het een paar keer en jaagt de Aziaat op. Die maakt afwerende gebaren, maar zegt niets terug. De taxichauffeur geeft de kleinere man een klap. Kennelijk goed raak, want de Aziaat valt op de grond. Kennelijk goed hard, want hij staat niet op. "Get up", roept de grote, terwijl hij over de kleine gebogen staat. Kennelijk was die ene klap niet genoeg om zijn woede kwijt te raken. Maar hij staat niet op, hij blijft liggen. Lijkt nu nog kleiner.

De hoed is nu vlakbij de Aziaat op de grond. Die grijpt naar zijn knie. Gek eigenlijk, want die ene klap was toch echt op zijn hoofd terechtgekomen. Misschien ongelukkig gevallen. De taxichauffeur staat nog steeds over de liggende man gebogen te schreeuwen. Klaar om hem een nieuwe klap te verkopen. Als hij het waagt overeind te komen

'Mediate a conflict', schiet de hoed te binnen. Dat had hij een paar dagen geleden in Memphis gelezen in een handleiding hoe een samenleving op te bouwen. En 'fearlessness'. Ook gelezen, maar dan in een biografie van Mohandas Gandhi. Een van de sterkste eigenschappen van die kleine Indier was dat hij nergens bang voor was. Zelfs niet fysiek geweld of de dood. Gevaar ging hij dan ook niet uit de weg. In ieder geval niet uit angst.

'Ik zou iets moeten doen', denkt de hoed, 'maar wat?'. Hij weet best wel wat; de taxichauffeur gewoon aanspreken bijvoorbeeld. Misschien kan hij hem bedaren, alleen al door te zeggen dat hij zelf ook taxichauffeur is. Of de man op de grond iets vragen. Wat er aan hem scheelt bijvoorbeeld.

Maar hij doet niets. Ook niet doorlopen. Hij blijft staan. Mensen passeren. Die lopen wel door. Op weg naar hun werk.

Een jonge jongen op skates komt naar hem toe.
"Heb je gezien wat er is gebeurd?", vraagt hij op de toon van iemand die het wel heeft gezien, maar het niet goed kan geloven. Die bevestiging van een andere getuige wil het goed gezien te hebben.
"Ik heb wel gezien dat die grote die andere heeft geslagen. Maar niet wat er daarvoor is gebeurd", is het antwoord.
"Zal ik 911 bellen?" vraagt de jongen. Hij pakt uit de rugzak op zijn rug een cellphone en wil gaan bellen.
"Ik geloof dat dat niet meer hoeft", houdt de hoed hem tegen.

De man op de grond heeft zijn mobieltje in zijn hand. Halfliggend, halfzittend drukt hij op wat knopjes. Zo te zien valt zijn verwonding mee. Er is in ieder geval niets te zien. De andere man is naar zijn taxi gelopen en spreekt in de mobilofoon. Half in de auto zittend meldt hij de taxicentrale wat er is gebeurd. Zo te zien is zijn woede gezakt. Zijn stem klinkt beheerst.

De jonge jongen skate verder. De man met de hoed loopt door. Een beetje blij dat de ruzie zonder verder geweld is afgelopen. Ook een beetje beschaamd om zijn eigen lafheid. Als je weet wat je moet doen, en je kunt het ook, hoe komt het dan dat je het toch niet doet?

ton

3 brutale vragen:

1.
Weten is nog niet kunnen, en kunnen is nog niet doen. Ook wel eens meegemaakt? Dat je niet doet wat je weet dat je doen moet? Of omgekeerd; dat je doet wat je weet dat je niet doen moet? Denk er eens 10 seconden aan. Langer mag ook.

2.
Misschien kent u wel iemand, die iets heeft met Chicago, baseball of met verkeersruzies. En waarvan u weet dat die dit een leuk verhaal vindt. Stuur het dan door. Maar alleen als u denkt hem er een plezier mee te doen. Anders niet.

3.
Misschien, heel misschien vond u de lafheid van de man met de hoed in Chicago wel een euro waard. Als dat zo is, maak het over naar rekeningnummer 1689.67.456 t.n.v. Stichting Luister-en-Vertel-Tournee te Oisterwijk. Zo niet, doe het dan niet. Want het is een beetje raar om lafheid met een euro te belonen.

18.1.07

Een Chinese nachtegaal in Amerika

Woensdag 12 oktober 2005, dag 31 van De Luister-en-Vertel-Tournee in Amerika

Memphis, Tennessee

De man met de hoed verlaat de First Congregational Church op nummer 1000 Cooper Street via de deur naast de kinderopvang. Hij verwondert zich er niet meer over dat er babys en kinderen worden opgevangen in de kerk. Kerken in Amerika doen meer dan alleen de zondagsdienst en een bijbelschool organiseren, had hij in de afgelopen weken gemerkt. En van dichtbij gezien in de week dat hij bij een predikante van de Unitarian Universalist Church in Tahlequah, Oklahoma had gelogeerd. De vele kerken organiseren ook onderwijs, medische hulp, lezingen en cursussen over allerhande onderwerpen, ook niet-religieuze, en bijstand aan verslaafden. Om maar wat te noemen. En dus ook kinderopvang. Geen wonder dat er hier zoveel kerken zijn. Het wemelt van de baptisten-, presbyteriaanse, doopsgezinde, methodistische, unitarische, eerste-dags-adventisten-, en warempel ook katholieke kerken.

Hij wrijft eens over zijn kin. Gladgeschoren voor het eerst sinds zondag, toen hij uit Tahlequah vertrok. Omdat hij gisteren en eergisteren de weg naar de badkamer in de kerk, waar hij deze week slaapt, niet kon vinden. Nou ja, en ook een beetje uit luiheid en gemakzucht.

Hij loopt over Cooper Street richting Union Avenue, een van de brede en lange boulevards naar downtown Memphis. Het is prachtig weer, de zon schijnt volop. Dat was gisteren en eergisteren anders. Toen was het bewolkt geweest. Droog en aangenaam warm om op en neer naar downtown te wandelen, maar door de bewolking een beetje bedrukt. Nu lijkt het wel alsof door de felle zon alles er kleurrijker en vrolijker uitziet. Hij hoort een vliegtuig hoog in de lucht. Niet hoog genoeg om niet de donkerblauwe en oranjerode letters van FedEx te kunnen lezen op de mechanische vogel, die wit afsteekt tegen de azuurblauwe noordkant van de lucht. Gisteren en eergisteren had hij die vliegtuigen ook wel gehoord, maar door de wolken niet kunnen zien.

Hij loopt naar Cafe Otherlands op nummer 641, bestelt een versgeperste jus d'orange van 3 dollar, betaalt de 3 dollar en 29 cent en gaat aan een tafeltje voor het raam zitten. In de zon. Hij begint zijn dagelijkse brief, dit keer aan een vrouw die directeur is van een managementadviesbureau in Nederland. Geinspireerd door een Amerikaanse televisieserie over een vrouw die president van de VS is. Futuristische fictie natuurlijk, want alle 41 presidenten tot nu toe waren mannen. Net als de huidige. Sommige critici beweren zelfs dat hij helemaal geen vrouwelijke eigenschappen heeft en zich daarom zo overdreven macho gedraagt.

Als hij zijn dagelijkse twee ansichtkaarten heeft geschreven verlaat hij Cafe Otherlands en loopt een stukje terug over het trottoir van Cooper Street. Naar een donkerblauwe brievenbus van USPS, de PTT van Amerika. Als hij de kaarten heeft gepost loopt hij weer richting Union Avenue. De poster bij de ingang van Cafe Otherlands heeft hem geinspireerd voor zijn dagelijkse verhaal. Een poster over hoe een gemeenschap op te bouwen. Of over hoe gemeenschapszin te bouwen, net hoe je het vertaalt.

Op de hoek van Cowden Avenue en Cooper Street stopt hij onder een boom. Hoor, een vogel zingt boven hem. Het lijkt de vogel wel uit het sprookje van de Chinese Nachtegaal in de Efteling. Hij gaat in het gras onder de boom zitten, legt zijn paarse rugzak naast zich neer en doet zijn hoed af. Zo blijft hij luisteren tot de nachtegaal ophoudt met fluiten. Hij kan zich niet herinneren gisteren of eergisteren ook vogels te hebben gehoord. Dat kan aan de vogels liggen, maar ook aan zijn gehoor natuurlijk. Of aan hemzelf, dat kan ook.

Bij Cafe Otherlands schrijft hij de woorden van de poster over in zijn schrijfblok. In het Engels, want dit is Amerika. Onderweg naar het Quetzel-internetcafe op Union Avenue vertaalt hij het wel. Het cafe is vlakbij de studio's van Sun Records, het label waar Elvis Presley is begonnen. Gisteren had hij dat min of meer per ongeluk ontdekt. Bij Quetzel aangekomen besluit hij de handleiding voor een gemeenschap toch maar Engels te laten. Omdat hij niet goed weet hoe sommige woorden te vertalen. Omdat dan meteen duidelijk is dat het Amerikaans is. Omdat het geen kwaad kan twee- of meertalig te zijn. Omdat ieder zijn eigen vertaling mag maken. Nou ja, en ook een beetje uit luiheid en gemakzucht.

HOW TO BUILD COMMUNITY

Turn off your tv
Leave your house
Know your neighbours
Look up when you are walking
Greet people
Sit on your stoop
Plant flowers
Use your library
Play together
Buy from local merchants
Share what you have
Help a lost dog
Take children to the park
Garrden together
Support neihgbourhood schools
Fix it even if you didn't break it
Have pot lucks
Honor elders
Pick up litter
Read stories aloud
Dance in the street
Talk to the mail carrier
Listen to the birds
Put up a swing
Help carry something heavy
Barter for your goods
Start a tradition
Ask a question
Hire young people for odd jobs
Organize a block party
Bake extra and share
Ask for help when you need it
Open your shades
Sing together
Share your skills
Take back the night
Turn up the music
Listen before you react to anger
Mediate a conflict
Seek to understand
Learn from new and unconmfortable angles
Know that no one is silent though many are not heard, work to change this.

Zeg niet dat er geen mogelijkheden zijn.

ton

3 brutale vragen:

1.
Kent u dat? Je hoort het wel, maar je kunt het niet zien. Omdat er teveel bewolking is. Dat kan aan de wolken liggen. Maar ook aan uzelf natuurlijk. Probeer eens 10 seconden door de wolken te kijken. Langer mag ook.

2.
Misschien kent u wel iemand, die de handleiding goed kan gebruiken. Of waarvan u vindt dat hij de handleiding goed kan gebruiken. Stuur het dan door. Maar alleen als u denkt hem er een plezier mee te doen. Anders niet.

3.
Misschien, heel misschien vond u de handleiding wel een euro waard. Als dat zo is, maak het over naar rekeningnummer 1689.67.456 t.n.v. Stichting Luister-en-Vertel-Tournee te Oisterwijk. Zo niet, doe het dan niet. Bewaar het dan voor later. Voor een andere handleiding.

16.1.07

Schrijversblues in Amerika

Maandag 10 oktober 2005, dag 29 van De Luister-en-Vertel-Tournee in Amerika

Memphis, Tennessee

Hij is niet in New Orleans. Toch brengt de stem en de trompet van Louis Armstrong hem een beetje in de sferen van die Jazz-stad aan de monding van de Mississippi. De stad die de Big Easy wordt genoemd, omdat de mensen er zo gemakkelijk leefden. Dat was voor de zondvloed die Katrina heet de stad overspoelde. Vandaag de dag is het leven in New Orleans niet zo gemakkelijk meer.

Vandaag is zijn eerste dag in Memphis. De blues-stad aan de Mississippi. De stad ook van Elvis. Gisteravond laat met de auto aangekomen bij de First Congregational Church, de kerk waar hij de komende week slaapt. Het is vlakbij de Christian Brothers University. Daar begint vrijdag de Gandhi-conferentie over geweldloosheid.

Vandaag is ook de eerste dag van de vijfde week van zijn tocht door Amerika. Maar dat is eigenlijk irrelevant. Soms is het beter niet te tellen.

Vandaag is Columbus-dag in Amerika. Vandaag wordt de eerste dag herdacht dat blanke mensen dit continent betraden. Inmiddels weten we beter; het was niet de eerste en het was niet in Amerika. Dat maakt de landing van Columbus historisch gezien niet minder belangrijk. Al wist die Italiaanse zeeman in Spaanse dienst in 1492 nog niet wat voor gevolgen zijn tocht zou hebben. Hij dacht zelf aan de andere kant van de wereld te zijn. En daarom heten de indianen in het Engels precies zoals de inwoners van India. Het enige dat hij van Columbus-dag merkt is dat het postkantoor is gesloten.

En vandaag is het 10-10. Maar dat is alleen voor insiders interessant.

Hij zit in de Starbucks op de hoek van Union Avenue en McLean Boulevard, de boulevard die ze gisteren niet konden vinden. Het schrijven lukt voor geen meter. Niet dat hij niets te melden heeft. Oh nee, alleen al de autorit van gisteren levert genoeg stof en inspiratie op. Negen uur deden ze erover om van Tahlequah in Oklahoma hun bestemming in Memphis, Tennessee te bereiken. Eigenlijk is het maar zes tot acht uur rijden, maar dat is via Interstate 40.

Het landelijk netwerk van snelwegen in de VS is net zo aangelegd en genummerd als de meeste straten in de steden: simpel en rechttoerechtaan. De even nummers lopen west-oost en de oneven zuid-noord. De belangrijkse wegen hebben een tien- of een vijftalnummer. Het tellen begint linksonder op de kaart van het land. Interstate 10 loopt dus van Los Angeles paralel aan de Mexicaanse grens naar Jacksonville in Florida. Van de Pacific naar de Atlantic. Interstate 90 loopt van Seattle in de linkerbovenhoek langs de grens met Canada naar Boston. ook van kust tot kust dus. Voor wie liever op en neer denkt; Interstate 5 brengt de automobilist van San Diego aan de Mexicaanse grens langs de kustlijn met de Grote Oceaan naar Bellington aan de Canadese grens, net even ten noorden van Seattle. En Interstate 95 loopt vanuit Miami, het meest zuidoostelijke puntje van het vasteland van de VS, via de grote steden aan de oostkust naar Houlton op de grens met Canada, ruim boven Boston. Een simpel systeem, waarschijnlijk bedacht achter de tekentafel in de studeerkamer. Helder en overzichtelijk. Kom daar maar eens om in Nederland. De A1 en A2, die weet iedereen nog wel te vinden. Maar wie weet waar de A3 is?

I-40 loopt dus van west naar oost. Ze begint in Californie, noordoostelijk van Los Angeles, en gaat via staten als Arizona, New Mexico, een klein stukje Texas, Oklahoma, Arkansas en Tennessee naar North Carolina. Tussen Oklahoma City en Little Rock snijdt ze onder Tahlequah langs. Ze houdt op bij een stadje aan de Atlantische Oceaan dat Wilmington heet. Niet ver van Cape Fear. De titel van een thriller met Nick Nolte en Robert de Niro. Onderweg steden als Memphis en Nashville.

Je kunt de loop van al die snelwegen natuurlijk ook omgekeerd zien. In plaats van van links naar rechts en van onder naar boven van rechts naar links en van boven naar beneden. In werkelijkheid namelijk is de aarde rond en is er dus geen rechts of links. Geen boven of onder. Er is evenveel voor te zeggen om linksboven te beginnen, of rechtsonder. Net zoals het er niet zoveel toedoet of je nu linksboven begint te schrijven of rechtsonder. Hoewel? Linkshandige mensen weten hoe moeilijk het is met een vulpen zonder vlekken van links naar rechts te schrijven. Konden ze maar omgekeerd schrijven. Maar zelfs dan is het niet altijd gemakkelijk vlekkeloos Nederlands te schrijven. Dat heeft niets met links of rechts te maken. Het maakt dan zelfs niet uit of je met vulpen, balpen of potlood schrijft. Of met een toetsenbord tikt.

Om 1 uur 's middags vertrokken ze. Na de zondagsmis in de Unitarian Universalist Church, waar Thea predikant is. Ze besloten het eerste stuk niet via de snelweg te rijden, maar door de Ozark Mountains in Arkansas. Anders dan de naam doet vermoeden zijn het heuvels. Net zoals de Grebbeberg en de Vaalserberg geen bergen zijn. Geeft toch een andere betekenis aan de uitdrukking 'bergen werk verzetten'. Wat voor de een een berg is, is voor een ander een heuvel. En omgekeerd. Zo kwam het dat ze pas rond vijf uur bij Little Rock waren, ook al is dat maar een uur of twee rijden van Tahlequah. En ook al waren ze rond een uur of acht in Memphis, toch parkeerden ze pas om tien uur bij de First Congregational Church. Verkeerd gereden ondanks de duidelijke routebeschrijving.

B.B. Kings 'When Love comes to Town' klinkt door het cafe van de Coffeecompany, waarvan het hoofdkantoor is gevestigd in Seattle. Kijk, dat hoort meer bij Memphis. B.B. Kings Place is in Beale Street, weet hij. In de muzikale hoofdstraat van Memphis. Misschien wel de blues-hoofdstraat van Amerika. Luisterend naar de tekst wordt hij besprongen door jaloezie. Jaloezie op het talent van wie ook maar de woorden heeft gecomponeerd.

When Love comes to town, I'm gonna jump that train
When Love comes to town, I'm gonna catch that plane

Briljant. Om jaloers op te worden.

Schrijven is soms net hard werken. Soms? Nee, eigenlijk meestal. Meestal is het een zich voortslepende zoektocht naar de juiste woorden voor de gedachten en ideeen in zijn hoofd. Een voortdurend zoeken naar een juiste ordening van woorden in zinnen. Van zinnen in een leesbaar verhaal. Soms komt het als vanzelf. Soms, heel soms schieten de woorden en zinnen hem als vanzelf te binnen. Maar meestal niet. Meestal is het net hard werken. Niet echt natuurlijk. Net alsof. Je moet heuvels niet met bergen verwisselen.

Meestal zijn de woorden en zinnen als een langzaam voortkabbelend beekje. Romantisch misschien door de vreemde omgeving. En misschien ook wel amusant omdat het van ver weg komt. Maar zelden een thriller. Meer dertien-in-een-dozijn-verhalen.

Het schrijven lukt vandaag voor geen meter. Aanleiding genoeg, dat wel. Louis Armstrong, zijn trompet en de verdwenen jazz in New Orleans. B.B. Kings 'When Love comes to Town' en blues in Amerika. Een zondagse autorit. De metafoor van verdwaald raken ondanks een goede routebeschrijving. Hoeveel mensen raken niet de weg kwijt terwijl ze toch heel goed weten hoe te moeten rijden? De metafoor ook van weer op het goede pad komen. Door het gewoon te vragen. Door zonder angst op mensen af te stappen die in ieder geval ter plaatse de weg weten. Zonder angst, ook al zijn het vreemde mensen. De gesprekken met Thea over de films die ze de afgelopen week hebben gezien. 'Smoke Signals' en 'The Education of Little Tree'. Zoals de titels al doen vermoeden indianenfilms, maar dan vanuit de indiaan gezien, en niet vanuit de cowboy. Tahlequah is de hoofdstad van de Cherokee Nation, dat verklaart een boel. Maar ook een dertien-in-een-dozijn film met Cameron Diaz en Christina Apllegate en nog zo'n babe waarvan hij de naam is vergeten. 'Sweet Nothings' heet het, of 'Nothing so Sweet' of zoiets. Niets bijzonders, zelfs een beetje flauw, en toch best aardig.

Ondanks die honderdduizend inspirerende momenten geen fatsoenlijk woord op papier krijgen. Soms is schrijven net hard werken. Moeizaam gestuntel.

Hij drinkt zijn mok hot chocolat leeg, zet zijn hoed op en verlaat de Starbucks. Via Union Avenue loopt hij naar downtown. Naar Beale Street. Hij koopt kaarten en t-shirts en kijkt een beetje rond in het hartje van Memphis.

Bij het FedExForum ontmoet hij Vincent, die hem om kleingeld vraagt voor een sandwich. Hij geeft hem het muntgeld in zijn broekzak. Ongeveer een dollar, schat hij. Nee, hij geeft geen geld voor een maaltijd. Maar morgen gaat hij naar het Civil Rights Museum in het Lorraine Motel. Waar Dr. Martin Luther King in 1968 is doodgeschoten. Als Vincent daar morgen naar toe komt, dan wil hij best samen gaan eten. Hij tracteert dan. Maar vandaag niet.

Hij loopt terug naar Cooper Street, naar de First Congregational Church. 's Avonds kijkt hij naar de schermlessen van Chris in de kerk.

Een gewone doordeweekse maandag. Zomaar een tiende oktober.

ton

3 brutale vragen:

1.
Wel eens van rechts naar links gelezen? Of zomaar de wereld op zijn kop bekeken? Probeer het eens voor 10 seconden.

2.
Misschien kent u wel iemand, die van blues houdt. Stuur het dan door. Maar alleen als u denkt hem er een plezier mee te doen. Anders niet.

3.
Misschien, heel misschien vond u deze schrijvers-blues wel een euro waard. Ook al is het maar een dertien-in-en-dozijn-verhaal. Als dat zo is, maak het over naar rekeningnummer 1689.67.456 t.n.v. Stichting Luister-en-Vertel-Tournee te Oisterwijk. Zo niet, doe het dan niet. Bewaar het dan voor later. Voor als u zelf de blues hebt.

Indianenverhalen in Amerika

8 oktober 2005, Dag 27 van De Luister-en-Vertel-Tournee in Amerika

Tahlequah, Oklahoma

De radio is goed te verstaan, voor een praatprogramma een belangrijk detail. Niet zo raar; er zijn maar weinig mensen in Cafe Iguana, dus weinig geroezemoes. Na een paar minuten komt hij er zelfs achter eigenlijk de enige gast te zijn. De andere mensen blijken personeel. Ook dat is niet zo raar. Het is pas net negen uur 's morgens.

Het cafe met de Mexicaanse sfeer wordt gereed gemaakt voor de zaterdagse bezoekers. Een jongen van ongeveer 27 jaar oud ruimt op en maakt schoon. Een indianentatoeage op de gespierde linkerbovenarm.
"Je bent al vroeg aan het werk. Wat ben je aan het studeren?", vraagt hij de gast, die aan een tafeltje in de zon zit te lezen en te schrijven.
"Oh. Ik schrijf een verhaal. En ik lees 'The History of Philosophy in America'.", antwoordt hij, terwijl hij zijn schrijfblok op de tafel naast de mok hot chocolat weglegt. "Hoe heet je?".
"Noah".
"Wanneer is het het drukst in Iguana?", wil hij weten.
"Rond lunchtijd", antwoordt de jongen. Aan zijn brede torso is duidelijk te zien dat zijn lichaam getraind is. Het strakke t-shirt onthult zijn trots.
"Ook op zaterdag of alleen doordeweeks?".
"Meestal doordeweeks".
"En wat voor mensen komen hier? Studenten? Of ook mensen uit het stadje?".
Noah denkt even na. "Eigenlijk voornamelijk professors". Hij gaat verder met het schoonmaken van de tafels in het cafe aan Muscogee Avenue, de hoofdstraat van Tahlequah, sinds 1839 de hoofdstad van de Cherokee Nation.

De gast wijdt zich weer aan zijn literatuur. Zijn eigenste en die over Amerikaanse denkers. De hot chocolat met whipped cream smaakt goed. Het cookie, gemaakt met pindaboter, is niet van vandaag. Wel geschikt om brede kaakspieren te trainen.

Het praatprogramma gaat over beleggen, verzekeringen en solliciteren. 'Marketplace / Money' heet het en het wordt uitgezonden op NPR, 89,5 FM, National Public Radio. Zeg maar de NOS van Amerika. Beleggen in goud, verzekeringen voor na de pensionering, en de kansen voor ouderen op de arbeidsmarkt.

"Waarom zouden mensen vandaag de dag nog in goud beleggen? Is dat niet een beetje ouderwets?", vraagt de radiopresentator.
"Het gaat ook maar om een klein percentage van de beleggingsportefeuille. 1 of 2 procent.", antwoordt de deskundige in de studio.
"Wat heeft het voor zin om zo'n klein deel apart te beleggen?".
"Je moet het zien zoals de Europeanen doen. Als een belegging op lange termijn.".
"Leg eens uit".
"Nou, over een lange tijd gezien blijkt goud een heel solide belegging te zijn. En iedereen kan wel 1 of 2% missen. Het is een soort verzekering tegen inflatie. Vooral handig voor mensen met een pensioen zonder bescherming daartegen.".

Na de muziekbreak gaat het over de pensioenen van GM-medewerkers. De man met de hoed begrijpt er niet veel van, maar er schijnt iets mis te zijn met de oudedagsvoorziening van de werknemers van Amerika's grootste auto-fabrikant. En daarmee de grootste producent van auto's ter wereld. Toch vervelend voor duizenden gezinnen, misschien wel honderdduizenden, die dachten een gegarandeerde oude dag te hebben. Financieel gegarandeerd dan. Dat lijkt nu anders uit te pakken, zo te horen aan de reporter vanuit Detroit, Michigan, waar het hoofdkantoor van General Motors is gevestigd. Of zou het kunnen dat hier onnodig paniek wordt gezaaid? Uiteindelijk moet je journalisten niet altijd even letterlijk geloven. Zeker niet als het om ingewikkelde zaken gaat, die in een paar minuutjes worden uitgelegd.

En frankly: he don't give a damn. Hij werkt zelf niet bij General Motors, hij heeft geen pensioenverzekering, geen enkele verzekering trouwens behalve zichzelf, en hij kan werkelijk geen chocola maken van het technische vakjargon die de verzekerings-expert de ether inslingert. Dus neemt hij nog een slokje en gaat verder met de vertaling van het indianenverhaal dat hij gisteren op een plaquette bij de ingang van bij het Cherokee Museum heeft gelezen en in zijn schrijfblok heeft overgeschreven.

Weer een song later wordt zijn aandacht afgeleid door een boeiende en prettige vrouwenstem. Ze geeft tips voor oudere sollicitanten. Vooral wat op een cv beter niet kan worden vermeld. In de Engelse gauwigheid meent hij geboortedatum, getrouwde status en aantal kinderen te verstaan. Anders is het de lezer van je solliciatiebrief meteen duidelijk dat je een oudere kandidaat bent, legt ze uit. Of erger nog; een herintreder.

"Maar het is in de VS toch bij wet verboden om op leeftijd te discrimineren?", geeft de radiopresentator haar een opzetje.
"Jazeker, zoals in de meeste westerse landen. Maar je weet hoe het gaat. Als uit je cv blijkt dat je een oudere bent, wordt je vaak niet eens uitgenodigd voor een gesprek. Meestal vanaf 45 of 50 jaar. Soms nog jonger. En als je dan ook nog vrouw bent of een indiaanse of latino-naam hebt, jammer dan. Al je kwaliteiten doen er dan niet meer toe. Mocht je de moeite nemen na te vragen naar de redenen, dan krijg je nooit te horen dat het vanwege je leeftijd is, maar altijd een motivatie die te maken heeft met afweging van kwalitatieve argumenten. Vaak een vermeende afweging.".

De man met de hoed denkt onwillekeurig aan de andere kant van de medaille. Aan die medewerker van de 'personeel'-afdeling van een willekeurig bedrijf met een willekeurige vacature. Op zomaar een willekeurige dag begint die man aan de selectie van alle binnengekomen brieven voor die ene vrijgekomen arbeidsplaats. Tientallen, misschien wel honderden brieven zijn binnengekomen. Allemaal op een of andere manier door hem, kan ook een haar zijn, te lezen en te beoordelen. De een met een nog mooier cv dan de ander. De meeste serieues bedoeld, maar sommige ook niet. Hoe moet die man, die dus ook een vrouw kan zijn, uit die brei aan post een zo afgewogen mogelijke keuze maken? Laat staan een eerlijke keuze? Wat is trouwens eerlijk in dit verband? Wetende dat het ook nog zo efficient mogelijk moet gebeuren, zoals alles efficient schijnt te moeten. En wetende dat de heer of dame in kwestie misschien ook nog wel andere taken heeft. Want het immers efficient mensen meerdere taken te geven.

De hoed laat zich niet verleiden zich nog meer in te leven in de penibele situatie van de oudere sollicitant op een concurrerende arbeidsmarkt, en evenmin in de evenzo netelige positie van de selecteur. Zijn taak voor vandaag is tenminste 1 verhaal te schrijven en te emailen. En als het even kan ook nog een brief en die op de post te doen. Zijn dagelijkse twee kaarten heeft hij onderweg naar Iguana Cafe al in een blauwe brievenbus gedaan van de United States Postal Services. Zeg maar de PTT van Amerika. En zo maakt hij de Nederlandse vertaling van het Engelse indianenverhaal af.

DE TOCHT DER TRANEN

Toen de regering van de Verenigde Staten niet in staat bleek overeenstemming te bereiken met de rechtmatige leiders van de Cherokee Nation, ondertekende zij een verdrag met een minderheidsfractie, die bereid was het laatst overgebleven deel van het oorspronkelijke Cherokee-grondgebied over te dragen. Dat was op 29 december 1835. Ondanks de protesten van de overgrote meerderheid van het Cherokee-volk werd het frauduleuze Verdrag van New Echota op 23 mei 1836 geratificeerd door de Senaat van de Verenigde Staten met een meerderheid van slechts 1 stem. De Cherokee kregen twee jaar, gerekend vanaf die datum, om te verhuizen naar de Indiaanse Territoria ten westen van de Rivier de Mississippi. Bij afloop van die termijn hadden niet meer dan 2.000 van de bijna 17.000 Cherokee in het oosten het land van hun voorouders verlaten. Tegen het einde van mei 1838 arriveerde generaal Winfield Scott met 7.000 federale en statelijke troepen in de Cherokee Natie om verwijdering af te dwingen. Cherokee families werden vanuit hun comfortabele huizen gedeporteerd naar 31 kampementen en open militaire bases, verspreid over de Cherokee Natie in zuidoost Tennessee, west North Carolina, noordwest Georgia en noordoost Alabama. Vanuit de kampementen werden de Cherokee naar de Hoofd Emigratiecentra gezonden, bij Ross's landing in de buurt van Chattanooga, Tennessee, naar Fort Cass, vlakbij Calhoun, Tennessee, en naar een kamp bij Fort Payne, Alabama.

In juni 1838 werden de eerste drie detachementen van de door de Georgia Militia gevangengenomen Cherokee gedwongen te vertrekken vanaf Ross's Landing in Tennessee. Vanwege het hoge aantal sterfgevallen in deze eerste groepen werd toestemming gegeven de verwijdering van de andere groepen uit te stellen tot de herfst, als het koeler zou zijn. Bovendien verzochten de Cherokee-leiders generaal Scott om zelf hun eigen verhuizing te mogen regelen. Dat werd toegestaan.

De rest van de Cherokee begon hun trek westwaarts in de herfst van 1838, in 13 detachementen. Na een extreem strenge winter te hebben doorstaan kwamen zij bij het einde van de winter en het begin van de lente van 1839 in het westen aan. Er wordt geschat dat 2.000 tot 4.000 van de 16.000 Cherokee stierven als gevolg van de gedwongen verhuizing.

Het echte verhaal van de gedwongen verhuizing van de Cherokee is er een van overleving. Ondanks de ontberingen pasten zij zich aan en bouwden hun huizen en bestuur weer op. Slechts 12 jaar na de verhuizing opende het Cherokee Seminarie voor Vrouwen op dit stuk land de eerste instelling voor hoger onderwijs voor meisjes ten westen van de Rivier de Mississippi.

ton

3 brutale vragen:

1.
De geschiedenis kent vele Tochten der Tranen. Of Hongerwinters. Of hoe historische tragedies ook maar mogen worden genoemd. Wie zich erin verdiept, ontdekt dat ieder volk ergens in zijn historie wel ontberingen heeft meegemaakt. Maar dat is heel wat anders dan ze hedentendage zelf meemaken. Gun u zelf 10 seconden daarover eens te mijmeren, en ga dan over tot de orde van alledag. Mag ook langer zijn. Of meer dan eens. Wat u wilt.

2.
Misschien kent u wel iemand, die dit indianenverhaal leuk vindt. Of die van indianenverhalen in het algemeen houdt. Stuur het dan door. Maar alleen als u denkt hem er een plezier mee te doen. Anders niet.

3.
Misschien, heel misschien vond u dit indianenverhaal wel een euro waard. Als dat zo is, maak het over naar rekeningnummer 1689.67.456 t.n.v. Stichting Luister-en-Vertel-Tournee te Oisterwijk. Zo niet, doe het dan niet. Bewaar het dan voor later. Wie weet welk gouden moment dan nog eens aanbreekt.

15.1.07

Een verrassend telefoontje in Tulsa, Oklahoma

Zondag 2 oktober 2005, dag 21 van De Luister-en-Vertel-Tournee in Amerika

Tulsa, Oklahoma

De man met de hoed zit op de stoeprand bij het benzinestation. Zijn rugzak naast de publieke telefoon aan de muur. Hij geniet van zijn ijsje. Zo'n waterijsje met twee stokjes. Als kind moch hij van zijn oma net zulke waterijsjes halen als ze op zondag bij haar op bezoek waren. Bij de Spar in de Guido Gezellelaan in Den Bosch. Een kwartje kostte die. Of was het twee kwartjes? De groenen waren zijn favoriet. 'Reine claude' heette die kleur, maar als kind had hij geen idee wat dat betekende. Alleen dat het lekker was. Deze is oranje, en heet 'orange'. Het smaakt inderdaad naar sinaasappel. "Geef maar 1 dollar", had de benzinestationman achter de toonbank gezegd.

Hij heeft geen idee hoe laat het precies is. Aan de zon te zien een uur of zes. Aan de warmte te voelen nog midden op de dag. Maar dat kan niet, want half 1 was de bus het Greyhound-station van Tulsa binnengereden en dat is alweer een paar uur geleden. Het eindpunt van zijn trip uit Louisville. Daar was hij gisteravond om half zeven ingestapt. En nu dus via Indianapolis en St. Louis in Tulsa aanbeland. Zijn eindbestemming is Tahlequah, een klein stukje naar het oosten toe. Daar woont en werkt Thea, die hij een half jaar eerder in India is tegengekomen tijdens de Saltmarch.

Zeker, ze kende hem nog, had ze hem ge-emaild op zijn vraag of zij nog wist wie hij was en of hij een paar dagen kon blijven. En natuurlijk was hij welkom. Ze had nog wel een kamer in haar huis over. En ze woonde niet in Iowa, zoals hij dacht, maar in Oklahoma. En dus had hij terugge-emaild dat hij niet zozeer in Iowa was geinteresseerd, maar meer in waar de Amerikaanse medemarsers toevallig ook maar woonden. Dat Oklahoma prima in zijn plannen paste, die hij toch niet echt had, en dat hij verwachtte iin de loop van het weekeinde daar aan te zullen komen. Hij kon nog niet zeggen wanneer precies, want hij wilde liftend verder reizen, maar hij zou wel bellen na aankomst in Oklahoma. Dat was vrijdag, toen hij nog bij Gail in Detroit was.

Via internet vond hij een lift naar Louisville, Kentucky. Wel niet Oklahoma, maar in ieder geval een eind in de richting. Het werd een boeiende rit. Abey en zijn vrouw blijken Indiers te zijn. Vijf jaar geleden vanuit Kerala in India naar Louisville verhuisd om in de VS te studeren. Zij fysiotherapie en hij industrial design. Een half jaar geleden afgestudeerd vond zij een baan in Detroit en dus verhuisden ze weer. En even later vond hij een baan als leraar Statistiek aan de Davenport University in diezelfde stad. De zes uur durende rit gaat het over Kerala en India, over Gujarat en de Dandi Yatra, over Gandhi en Jezus. Over religie en geloof, over recht en rechtvaardigheid. Over dromen en reizen. Ook een manier om een vrijdagavond door te brengen. 's Avonds om half elf zetten ze hem af bij het Greyhound-station in Louisville.

Hij loopt de Muhamed Ali Boulevard af, richting Ohio-rivier. In het Shawnee Park, vier kilometer verderop, vindt hij een bankje om op te slapen. De volgende ochtend rugzak weer omgedaan en naar de dichtsbijzijnde oprit gelopen van Interstate 65, de snelweg naar St. Louis. Na een uur tevergeefs te hebben geprobeerd een lift te krijgen zoekt hij hij op de kaart een andere oprit. Hm, die bij 22st Street misschien. Zo te zien een belangrijke straat dwars door de stad. Misschien is de oprit daar drukker. Vijf kilometer en een uur later blijkt dat ook zo te zijn.

Niet dat dat veel helpt. Na twee uur staat hij er nog steeds. Dan maar Plan B: de bus. Rugzak weer omgedaan en naar het busstation. Onder het lopen baalt hij toch een beetje dat het liften niet gelukt is. Hoe dat komt? Honderden mogelijke verklaringen schieten hem te binnen. Allemaal even speculatief. Misschien kwam het wel omdat het zaterdag is. Misschien door het prachtige weer. Misschien ziet hij er niet vertrouwenwekkend genoeg uit. Misschien is Amerika, anders dan zijn ervaring in Nieuw Zeeland, niet zo'n lift-minded land. Misschien is het wel typisch voor een stad als Louisville. Misschien, misschien, misschien. Hoeveel individuele ervaringen moet je hebben om een algemene uitspraak te kunnen doen? Om een zinnige conclusie te kunnen trekken? Feit is dat er in drie uur niet een auto is gestopt. Feit is dat dat weinig zegt over liften in de VS in het algemeen. Feit is dat hij niet weet hoe het komt.

Via 22st Street loopt hij terug naar Muhamed Ali Boulevard. Daar linksaf richting Greyhound-Busterminal. In de meeste Amerikaanse steden heb je geen plattegrond nodig. Wie kan tellen en een beetje Engels of Spaans kan vindt al gauw zijn weg.

Een kaartje gekocht naar Tulsa. Dat valt tegen. 119 dollar. Nog duurder dan een kaartje van Detroit naar Tulsa. Hij had net zo goed meteen in Detroit de bus kunnen nemen. Hoewel, bij nader inzien. Dan had hij de rit met Abey en zijn vrouw gemist en was hij niet in Louisville geweest. Niet dat dat nu zo'n bijzondere stad is of dat hij daar nu veel heeft opgestoken, maar allicht meer dan niets. En twee keer dezelfde Muhamed Ali Boulevard aflopen, een keer midden in de nacht en een keer overdag, zet hem aan het denken. Frappant hoe de wereld er in een ander dagicht heel anders uitziet.

De bus gaat pas over een paar uur. Geplande aankomst in Tulsa 11.50 uur. Mooi, even naar Thea gebeld; nu kan hij wel zeggen hoe laat hij aankomt. Voice mail van haar mobieltje ingesproken. Hij kan dan nog niet weten dat Thea in Austin, Texas een workshop aan het geven is over non-violence. Na dat telefoontje de tijd gedood met lezen en schrijven. En in de zon in het gras gelegen. De warmte doet hem beter dan de kilte van de airco in de busterminal.

Na aankomst in Tulsa, bijna een etmaal later, weer Thea gebeld. Weer voice mail ingesproken. Wat de man met de hoed en de rugzak dan nog niet weet is dat Thea inmiddels allerlei vrienden in Tulsa heeft gebeld met de vraag of ze hem even kunnen opvangen. Want ze is zelf pas op maandag terug in Tahlequah.

De man met de hoed haalt de wegatlas van de Verenigde Staten uit zijn rugzak en zoekt uit wat de kortste weg is naar Tahlequah. Het blijkt highway 51 te zijn. Via Muskogee, de grootste stad onderweg. Op de kaart van Tulsa kijkt hij hoe van het busstation naar highway 51 te komen. Even later weer naar Thea gebeld. Weer tevergeefs.

Hij besluit alvast een stuk richting Muskogee te lopen. Inmiddels gewend aan het stratensysteem van bijna alle Amerikaanse steden is het niet moeilijk de juiste richting te vinden. Vanaf 6th Street in zuidoostelijke richting gelopen.

Al lopend komt het idee in hem op helemaal naar Tahlequah te lopen. Op de kaart lijkt de afstand ongeveer 80 kilometer te zijn. Het is nog te warm om zo'n afstand te lopen, maar als hij ergens rust neemt, wat eet en wat te drinken koopt voor onderweg, dan is dat misschien zo'n slecht idee nog niet. En Muskogee is halverwege. Dus als het toch te ver blijkt te zijn, kan hij daar altijd nog naar een andere oplossing zoeken.

Op 13th Street komt hij langs een pizzarestaurant. Met een leuk terras. Hij wordt geholpen door een vriendelijke serveerster, die in Parijs Frans heeft gestudeerd. En in mei samen met een vriendin 30 dagen door India heeft gereisd. Nu studeert ze politieke wetenschap aan de Universiteit van Tulsa. Haar droom? Iets doen in de economie van derde wereld-landen. Arme mensen helpen bij het opzetten van een onderneming. Want in de VS zijn er geen echt arme mensen meer. Nou ja, wel een paar, maar niet zoveel. Wel heel veel mensen die denken dat ze arm zijn. Die zijn vast nog nooit in India geweest.

Ruim anderhalf uur later stapt hij op en vervolgt zijn weg richting highway 51. Bij een publieke telefoon aan de muur van een benzinestation op 33st Street nog een keer geprobeerd Thea te bereiken. Helaas, weer de voicemail. Binnen koopt hij een fles sinaasappelsap voor onderweg. Weer buiten kan hij niet laten het toch nog een keer te proberen. Hij draait het nummer van Thea's mobiele telefoon. Gelukt. En wat blijkt? Ze is nu in Austin, Texas, maar heeft twee adressen in Tulsa, waar hij kan overnachten. Morgen is ze terug in Tahlequah. Ze geeft hem de nummers door. Hij spreekt af beide contacten te bellen, maar dat als het niet lukt dat hij haar dan morgen opnieuw belt. Eerst Kathy gebeld. Antwoordapparaat. Ingesproken en daarna Steve gebeld. Ook antwoordapparaat. Ook ingesproken.

Min of meer definitief besluit hij dan toch maar naar Muskogee te lopen. Hij heeft zin in een ijsje. En zo komt het dat de man met de hoed op een stoeprand bij een benzinestation in Tulsa, Oklahoma een waterijsje zit te eten. Zich de komende nacht verbeeldend. Een nacht van wandelen.

Hij hoort een telefoon overgaan. Hij kijkt om zich heen. Niemand in de buurt met een mobieltje aan het oor. Toch zou hij kunnen zweren dat hij een telefoon hoorde overgaan. Hoor, daar is het weer. Hij kijkt naar de publieke telefoon naast hem. Dat zal toch niet? Hij neemt de hoorn van de haak.

"Hallo?", vraagt hij voorzichtig.
"O hallo. Heeft u zojuist vanaf dit nummer gebeld?". Een mannenstem aan de andere kant.
"Uh, ja. Een paar keer".
"Mijn naam is Steve. Ik zag het nummer op mijn telefoon. Ben jij ton?".
"Uh ja. Ik wist niet dat je een publieke telefoon kunt terugbellen."
"Waar ben je nu?".
"Op de hoek van Yale Avenue en 33st Street.".
"Heb je een auto?".
"Nee. Ik ben te voet".
"Okay. Je ben vlakbij waar ik woon. Ik ben er in tien minuten.".

En zo heeft de man met de hoed en de rugzak door een onverwacht telefoontje een slaapplaats voor de nacht.

ton



3 brutale vragen:

1.
Neem eens tien seconden de tijd. Hoeveel telefoontjes pleegt u? En hoe vaak krijgt u zomaar een onverwacht telefoontje? Kan niet vaak zijn, want is het dan nog wel onverwacht?

2.
Misschien kent u wel iemand, die het telefoonverhaal leuk vindt. Stuur het dan door. Maar alleen als u denkt hem er een plezier mee te doen. Anders niet.

3.
Misschien, heel misschien vond u deze telefonade wel een euro waard. Als dat zo is, maak het over naar rekeningnummer 1689.67.456 t.n.v. Stichting Luister-en-Vertel-Tournee te Oisterwijk. Zo niet, doe het dan niet. Bewaar het dan voor een telefoontje.

13.1.07

Zonsopkomst in New York

Zondag 25 september 2005, dag 14 van De Luister-en-Vertel-Tournee in Amerika

Central Park, New York

Er zijn van die dingen in het leven, die zo gewoon zijn, dat je niet meer stilstaat bij de schoonheid ervan. De zonsopkomst bijvoorbeeld. En dan niet de dageraad, waarvoor je eerst in het holst van de nacht een of andere bergtop in de Himalaya of in de Alpen moet beklimmen om zo optimaal mogelijk van dat dagelijkse natuurwonder te kunnen genieten. Nee, ik heb het over het doodgewone fenomeen dat het iedere dag na de nacht weer licht wordt.

Zonsopkomst is eigenlijk een raar woord. Net als zonsondergang. Al ruim 400 jaar erkent de mensheid dat de zon niet opkomt en evenmin ondergaat. En zelfs voor Copernicus en Galilei waren er al mensen die wisten dat de heersende opvatting over de verhouding tussen onze aardse wereld en de ster die wij zon noemen op zijn zachtst gezegd niet helemaal conform de werkelijkheid is. Onze eigen wereld is niet het middelpunt van het heelal. Dat wisten sommige denkers al in de Griekse oudheid. Nou ja, ze dachten het in ieder geval. Weten is weer wat anders. En misschien zijn er ook wel Chinese en Indische mensen geweest, die tot zulke verlichte inzichten zijn gekomen. Uiteindelijk dateren die beschavingen van eeuwen voor onze westerse beschaving. Wat dan ook maar beschaving mag heten.

Maar om een of andere reden werden al die verlichte denkers niet serieus genomen, soms voor gek verklaard of zelfs op de brandstapel monddood gemaakt. En ook al weet bijna iedereen tegenwoordig hoe het in elkaar zit, toch laten we in ons taalgebruik nog steeds de zon opkomen en weer ondergaan. Mooi voorbeeld hoe zelfs moderne talen achterblijven bij ons voortschrijdend inzicht.

Deze morgen werd de man met de hoed weer eens op een prettige manier geconfronteerd met de schoonheid van de zonsopkomst. Hij had die nacht buiten geslapen, op een bankje in een park in The Bronx. Dat kwam zo.

Gisteren was hij met de trein van New Haven, Connecticut naar New York gegaan. Joe had hem naar het station gebracht, het meest noordelijke van de stadstreindienst van New York. Vanuit Taunton, Massachusetts een autorit van twee uur, uurtje wachten op de trein en daarna nog eens ruim anderhalf uur naar New York City.

Hij had van Gail het adres van Nancy gekregen. Een vriendin van haar, waar hij kon overnachten. Zij woont in The Bronx, de wijk in het noorden van de stad. En dus was hij op 125st Street uitgestapt, te voet door Harlem naar een subway-station verderop gegaan, en vandaar met de ondergrondse naar 205th Street, in The Bronx. Na wat zoeken het adres gevonden. Helaas niemand thuis.

Nou had hij al zo'n vermoeden dat het anders zou gaan dan gepland. De hele dag hadden hij en Joe al geprobeerd Nancy te bellen. Steeds het antwoordapparaat. Waarschijnlijk een weekendje de stad uit. Gelukkig had Joe hem een reserve-adres gegeven, voor als het met Nancy niet goed zou uitpakken. En hij had ook nog het nummer van Gail in Detroit. "Bel me als je bij Nancy geen gehoor vindt. Ik weet nog wel een paar adressen in New York". Helaas; steeds het antwoordapparaat.

Geen nood. Het is nog vroeg in de avond, de zon is nog niet onder. Hij zou het later nog wel eens proberen. Eerst maar eens wat te eten vinden. Zo gezegd zo gedaan. In een winkel een fles jus d'orange en twee croissants gekocht. En een telefoonkaart. Handig, want nu kon hij door het hele land bellen voor lokaal tarief. Zelfs vanaf een telefooncel. Rond half negen, het was al donker geworden, nog eens de verschillende telefoonnummers geprobeerd. Weer steeds een machine aan de andere kant van de lijn. Wat nu?

Uiteindelijk besluit hij dan maar de nacht in de buitenlucht door te brengen, onder de maan en de sterren. Ondanks de verdwenen zon is het nog aangenaam warm. En hij begrijpt ook wel dat dat tegen het einde van de nacht wel eens anders zou kunnen zijn, maar zijn slaapzak brengt uitkomst. Als het maar droog blijft. In het dichstbijzijnde park vindt hij een bankje.

En zo komt het dat hij 's morgens vroeg door de eerste zonnestralen wordt gewekt. De lucht is bijna wolkeloos. Die enkele wolken maken het palet juist nog kleurrijker. Eerst donkerblauw, net van het nachtelijkezwart af. Dan via verschillende tinten paars en lila naar violet en roze. Daarna rood in vele schakeringen. Later oranje en geel. Soms fel, soms zacht-pastel. Het schouwspel duurt alles bij elkaar 15, misschien twintig minuten.

Hij realiseert zich wat misschien wel het mooiste en meestvergeten aspect van de zonsopkomst is. Het is gratis.

ton

3 brutale vragen:

1.
Het leven is duur, nietwaar? Inderdaad, niet waar. Het ligt er maar net aan waar je oog voor hebt. Soms is het gratis.

2.
Mischien kent u wel iemand, die in is voor gratis cadeautjes. Waarvan u denkt dat hij het wel leuk vindt zomaar een gewoordenschilderde zonsopkomst te krijgen. Stuur het dan door. Maar alleen als u denkt hem er een plezier mee te doen. Anders niet.

3.
Misschien, heel misschien vond u deze zonsopkomst wel een euro waard. Als dat zo is, maak het over naar rekeningnummer 1689.67.456 t.n.v. Stichting Luister-en-Vertel-Tournee te Oisterwijk. Zo niet, doe het dan niet. Want dan zou het een dure euro zijn.

8.1.07

Een slaapplaats in Amerika

Vrijdag 16 september 2005, dag 5 van De Luister-en-Vertel-Tournee in Amerika

Joe Velazquez parkeert zijn Mazda bij Braintree Station aan de Rode Lijn van de T.
"Hoe herken ik je?", had de jongen uit Nederland en een vriend van Gail hem gisteravond gevraagd, toen hij hem aan de lijn had.
"Ik ben klein en dik, draag een bril en een grote snor", had Joe geantwoord.
"Zei je klein en dik?", met de nadruk op dik.
"Ja. En ik heb een Hawaiaans shirt aan. Je weet wel, met allemaal bloemetjes".
"Okay. Ik ben ook klein, en helemaal kaal. Ik draag een Australische hoed en heb een grote rugzak bij me.".
"Okay. Dat kan niet missen.".
Joe loopt de hal van het station binnen. Het is niet druk. De stationskiosk met popcorn en hotdogs is al dicht. Op de bankjes zitten maar een paar mensen. Linksachter in de hoek ligt iemand op een bankje te slapen. Hoed over zijn hoofd, je kan zijn haar niet zien. Donkerblauwe spijkerbroek en blauwgrijze sweater. Naast hem een grote paars/roze rugzak. Joe's oog valt op de onderkant van de schoenen, die in zijn richting wijzen. Donkerbruine, halfhoge suede schoenen met een rare zool. Zo'n onderkant heeft hij in Amerika nog niet gezien. Zou dit de Nederlander zijn? Hij twijfelt. In de grote stad moet je altijd voorzichtig zijn, vooral met het wakker maken van slapende mensen.

----------

"Ga met de Rode Lijn van de T outbound helemaal naar het einde. De Rode Lijn stopt bij Braintree. Zorg ervoor dat je de goede trein hebt, en niet die naar het andere eindstation gaat. Loop de trap af naar beneden. Na de poortjes van de uitgang is een kleine hal met bankjes. Ga op een van de bankjes zitten of wacht buiten.". Joe's aanwijzingen waren duidelijk geweest.
"Hoe laat zullen we afspreken? Een uur of zes?".
"Nee", had Joe geantwoord, "dat is te vroeg. Ik heb een afspraak bij de dokter om vijf uur. Je weet hoe dat soms kan uitlopen. laten we acht uur afspreken.".
"Okay".

En dus was de man met de hoed en de rugzak met de Red Line van de T, de Boston-ondergrondse, naar Braintree gegaan en op een bankje in de hal gaan zitten. Veel te vroeg, schatte hij, misschien wel pas zes uur. Hij heeft geen horloge om. Al jaren niet meer, want klok kijken is zonde van de tijd. Maar nu zou het toch wel handig zijn, want er is geen klok in de hal te zien. Afgezien van de uitbater van de eetkiosk is er niemand in de hal en hij is te lui om op te staan en het de man te vragen. Zo belangrijk is het nu ook weer niet te weten hoe laat het precies is. Het is nog lang niet acht uur, dus hij is op tijd, dat is het voornaamste.

Hot dog gekocht. Even later zak popcorn. Meer uit verveling dan van de honger. Al genoeg gelezen vandaag en geen lust om nog iets te schrijven. Hij gaat op het bankje liggen. 'Wie niet beter wist zou denken dat ik een zwerver ben', denkt hij bij zichzelf. 'Zijn we niet allemaal zwervers?', mijmert hij nog voordat hij in slaap valt.

----------

"Hi. Are you from the Netherlands?".
De man met de hoed opent zijn ogen. Iets heeft hem wakker gemaakt, maar hij weet niet wat. Weet niet eens of het van buiten kwam of vanuit zijn droom. Die hij zich trouwens nog helder voor de geest heeft. Beetje absurd tafereel. Een sneeuwballengevecht in de zomer. Half in de zomer eigenlijk. Zelf staat hij in de zomer, maar zijn tegenstanders in de winter. Ideale omstandigheden. Terwijl hij zelf denkbeeldige sneeuw opraapt, tot ballen vormt en welgemikt naar de overkant gooit, smelten de vijandige sneeuwkogels onderweg van de winter naar de zomer voor ze hem kunnen raken. Omgekeerd veranderen zijn ingebeelde sneeuwballen in de andere richting in echte en treffen steeds doel.

'Hoe laat is het? Zou het al acht uur zijn?'. Op een paar meter ziet hij een kleine man staan, gekleed in een schreeuwend rood overhemd met witte opdruk. Lijken wel sneeuwkristallen. Kunnen ook bloemetjes zijn, hij ziet het niet zo scherp, zonder zijn bril. Daarboven een grote druipsnor en een grote bril.

"O hi. Are you Joe?".
"Yes".

En zo vinden de filosofieleraar, die een vriend van Gail is, en de Nederlander met de hoed, die Gail in India heeft ontmoet, elkaar. Een paar dagen logeert hij bij de man in Taunton, Massachusetts. Geen van beiden kon toen vermoeden dat die paar dagen langer dan een week zou gaan duren.

ton

3 brutale vragen:

1.
Sigmund Freud dacht heel lang na over dromen en de betekenis ervan. Maar ja, dromen zijn bedrog. Neem eens tien seconden de tijd erover te mijmeren. Want hoeveel tijd is tien seconden nu eigenlijk?

2.
Mischien kent u wel iemand, die van de tijd is. Al dan niet van deze tijd. En die het leuk vindt dit verhaal te lezen. denkt u. Stuur het dan door. Maar alleen als u denkt hem er een plezier mee te doen. Anders niet.

3.
Misschien, heel misschien vond u het wel een euro waard. Als dat zo is, maak het over naar rekeningnummer 1689.67.456 t.n.v. Stichting Luister-en-Vertel-Tournee te Oisterwijk. Zo niet, doe het dan niet. Want dan zou het zonde van die euro zijn

1.1.07

Een held en een lafaard in Amerika

Maandag 26 september 2005, dag 15 van De Luister-en-Vertel-Tournee in Amerika

Het grote busstation op Manhattan in New York. De man met de hoed heeft zojuist zijn rugzak in de legergroene vluchtzak gedaan en de Greyhound-labels eraan vast gemaakt. Nog zo'n twee uur voordat de bus naar Detroit vertrekt. Uit zijn handbagage, een klein paars rugzakje, haalt hij 'The Catholic Worker', de maandelijkse krant van het tehuis voor daklozen waar hij afgelopen nacht heeft geslapen. Hij leest een ingezonden brief van een Amerikaanse deserteur. En ook al is de brief hem eigenlijk een beetje te lang, en staan de grote woorden hem soms een beetje tegen, hij kan niet stoppen tot hij hem uit heeft.

Ik werd uitgezonden naar Irak in april 2003 en kwam thuis voor twee weken verlof in oktober van datzelfde jaar. Naar huis gaan gaf me de gelegenheid om mijn gedachten op een rijtje te zetten en te luisteren naar wat mijn geweten te zeggen had. Mensen vroegen me naar mijn oorlogservaringen en mijn antwoorden brachten me terug naar de verschrikkingen - de vuurgevechten, de hinderlagen, die ene keer dat ik zag hoe een jonge Iraki bij zijn schouders werd weggesleept door een grote plas van zijn eigen bloed of hoe een man werd onthoofd door het vuur van ons machinegeweer. Die keer dat een soldaat van binnen ineenkromp omdat hij een kind had gedood, of die oude man op zijn knieen, huilend met zijn armen uitgestrekt naar de hemel, misschien wel god vragend waarom wij het levensloze lichaam van zijn zoon hadden weggenomen. Ik dacht aan het lijden van een volk waarvan het land in puin was en dat nog meer werd vernederd door de acties, patrouilles en uitgaansverboden van een bezettend leger.

En ik realiseerde me dat geen enkele van de ons vertelde redenen waarom wij in Irak waren waar bleek te zijn. Er waren geen massavernietigingswapens. Er was geen link tussen Sadam Hussein en Al Qaeda. We waren niet bezig het Iraakse volk te helpen en het Iraakse volk wilde ons daar helemaal niet. We waren niet bezig terrorisme te voorkomen of Amerikanen veiliger te maken. Ik kon niet een goede reden bedenken om daar te zijn, om op mensen te schieten of om zelf te worden beschoten.

Thuiskomen gaf me de helderheid de lijn te zien tussen militaire plicht en morele verplichting. Ik realiseerde me dat ik deel was van een oorlog die ik geloofde immoreel en crimineel te zijn, een agressie-oorlog, een oorlog van imperialistische dominantie. Ik realiseerde me dat het navolgen van mijn principes onverenigbaar werd met mijn militaire rol. En ik besliste dat ik niet terug kon keren naar Irak.

Toen ik mezelf aangaf bij Het Leger, met al mijn angsten en twijfels, deed ik dat niet alleen voor mijzelf. Ik deed het voor het volk van Irak, zelfs voor degenen die op mij hadden geschoten - zij stonden aan de andere kant van hetzelfde slagveld waar oorlog zelf de enige vijand was. Ik deed het voor de Iraakse kinderen, die het slachtoffer waren van mijnen en uranium leegden. Ik deed het voor de duizende onbekende burgers, gedood in de oorlog. Mijn tijd in de gevangenis is een kleine prijs vergeleken met de prijs die Iraki en Amerikanen hebben betaald met hun leven. Mijn prijs is een kleine vergeleken met de prijs die de mensheid betaalt voor oorlog.

Door mijn wapen neer te leggen koos ik ervoor als mens weer op te staan. Ik heb niet het militaire apparaat verlaten of de mannen en vrouwen van het leger in de steek gelaten. Ik ben niet onloyaal naar een land geweest. Ik ben loyaal geweest aan mijn principes.

Velen hebben mij een lafaard genoemd, anderen hebben me een held genoemd. Ik geloof dat ik ergens in het midden kan worden geplaatst. Tegen hen die mij een held hebben genoemd zeg ik dat ik niet in helden geloof, maar ik geloof dat gewone mensen buitengewone dingen kunnen doen.

Tegen hen die mij een lafaard hebben genoemd zeg ik dat zij het verkeerd hebben en dat, zonder het te weten, ze ook gelijk hebben. Ze hebben het verkeerd als ze denken dat ik uit de oorlog ben gestapt uit angst gedood te worden. Ik geef toe dat er angst was, maar er was ook de angst onschuldige mensen te doden, de angst mezelf in een situatie te begeven waar overleven betekende te doden. Er was de angst mijn ziel te verliezen terwijl ik het vege lijf redde. De angst mezelf te verliezen tegenover mijn dochter, tegenover de mensen die van mij houden, tegenover de man die ik was, tegenover de man die ik zijn wilde. Ik was bang op een morgen wakker te worden met de gedachte dat mijn menselijkheid me had verlaten.

Ik zeg zonder trots dat ik mijn werk als soldaat deed. Ik was de commandant van een infanterie-eenheid in gevecht en we hebben nimmer gefaald onze opdracht te vervullen. Maar zij die me een lafaard noemen hebben, zonder het te weten, ook gelijk. Ik was niet een lafaard omdat ik uit de oorlog ben gestapt, maar wel omdat ik er aan begonnen ben en er een deel van ben geweest. Weigeren en deze oorlog weerstaan was mijn morele verplichting, een verplichting die mij tot principiele actie opriep. Ik heb gefaald in mijn verplichting als mens en heb in plaats daarvan mijn plicht als soldaat vervuld. En dat alles omdat ik bang was. Ik was verstijfd, ik wilde niet opstaan tegen de regering en Het Leger. Ik was bang voor de straf en de vernedering. Ik trok ten oorlog omdat, op dat moment, ik een lafaard was. En daarvoor verontschuldig ik me bij mijn soldaten - dat ik niet het soort leider was die ik had moeten zijn. Ik verontschuldig me ook bij het Iraakse volk. Tegen hen zeg ik: "Het spijt me van de uitgaansverboden, van de acties, van de moorden". Ik hoop dat ze het kunnen opbrengen me te vergeven.

Een van de redenen dat ik niet vanaf het begin weigerde aan de oorlog deel te nemen was dat ik bang was mijn vrijheid te verliezen. Vandaag, terwijl ik achter tralies zit, realiseer ik me dat vrijheid veel verschillende vormen kent. Dat ik ondanks deze opsluiting in belangrijke zin nog steeds vrij ben. Welk nut heeft vrijheid als we bang zijn ons geweten te volgen? Welk nut heeft vrijheid als je niet kunt leven met je eigen daden? Ik zit opgesloten in de gevangenis maar voel me, vandaag meer dan ooit, verbonden met de hele mensheid. Achter deze tralies zit ik als een vrij mens, omdat ik heb geluisterd naar een hogere macht, de stem van mijn geweten.

De Nederlander stopt The Catholic Worker terug in zijn rugzak. Het is bijna middernacht. De bus van 12.15 staat al klaar. 14 uur naar Detroit voor de boeg.

----------

Donderdag 29 september 2005, dag 18 van De Luister-en-Vertel-Tournee in Amerika

Detroit, Michigan

De Nederlander in Amerika mag een dag lang gebruik maken van de computer van Gail Presby, een professor filosofie aan de Universiteit van Detroit die hij in India heeft ontmoet. Eindelijk gelegenheid om een paar verhalen naar Nederland te emailen. Eindelijk gelegenheid op internet te kijken waar Nederlanders zich druk om maken.

PSV verliest met 3-0 in een Turkse hel. En op telegraaf.nl leest hij hoeveel moeite een klein land heeft met zijn eigen oorlogsverleden. Ruim vijftig jaar later is er ophef over Nederlandse mannen, die weigerden naar Indie te gaan. Die de moed hadden hun geweten te volgen in plaats van hun militaire of burgerplicht. Terwijl er toch grote eensgezindheid bestaat dat dat, terugkijkend vanuit de comfortabele positie van 2005, een foute oorlog was.

ton

3 brutale vragen:

1.
Is niet iedere oorlog een foute oorlog? Overdenk het eens tien seconden. Langer mag ook.

2.
Misschien vindt u de brief van de Amerikaanse deserteur interessant genoeg om aan iemand anders te sturen. Doe dat dan. Maar alleen als u denkt daar goed aan te doen. Anders niet.

3.
Misschien heeft het verhaal van de Nederlander in Amerika u wel aangesproken. Misschien, heel misschien is het uw geweten wel een euro waard. Als dat zo is, maak het over naar rekeningnummer 1689.67.456 t.n.v. Stichting Luister-en-Vertel-Tournee te Oisterwijk. Zo niet, hou die euro dan voor uzelf. Wie weet komt hij u ooit nog eens van pas.